Amade M’charek: 'Focus op algemeen gedeeld probleem'

'Mijn interesse voor diversiteit komt voort uit de tijd dat ik onderzoek deed naar het Human Genome Diversity Project. Dit project had als doel om de genetische diversiteit van de mensheid in kaart te brengen en om de evolutionaire geschiedenis van de mensheid te schrijven. Hiervoor werden 500 zogenoemde geïsoleerde populaties en inheemse bevolkingsgroepen bemonsterd: er werd bloed afgenomen.

Artikel
Diversiteitsbeleid

Diversiteit wordt over het algemeen als iets moois en goeds gezien. Maar de combinatie van bloed afnemen van inheemse bevolkingsgroepen en daar genetisch onderzoek naar doen, kwam niet heel goed aan. Het Human Genome Diversity Project werd dan ook meteen zeer controversieel. Juist omdat het zo controversieel werd, rees bij mij de vraag: maar wat is diversiteit en hoe wordt die tot stand gebracht in alledaagse wetenschappelijke praktijken?

Diversiteit verbonden aan methode van onderzoek

Na zelf in laboratoria gewerkt te hebben en aldaar een participerende observatie heb uitgevoerd, heb ik gezien dat diversiteit (de verschillen en overeenkomsten tussen groepen mensen) onlosmakelijk verbonden is met de methode van onderzoek en met technologieën die in verschillende laboratoria gebruikt worden. Dat was voor mij een belangrijke bevinding. Dit betekent dat diversiteit niet louter een kwaliteit of kwalificatie is van de wereld die wij als sociale wetenschappers onderzoeken, maar vooral ook een effect van onze methoden van onderzoek, onze manieren van kijken. Deels wordt de realiteit geschapen door de methoden die wij kiezen om haar te onderzoeken. Dit geldt even zo voor de methoden van de sociale wetenschappen.

Diversiteit een uiterst vloeibare categorie

Nu zijn sociale wetenschappers gelukkig niet de baas over de wereld en hoe die vorm krijgt. Het produceren van kennis gebeurt overal. Ook leken nemen deel aan het ordenen van de wereld. Dit is precies de crux van ons project (door FWOS gefinancierd) Diversity and sexuality in the making. We onderzoeken wat diversiteit is in het leven van jonge mensen die hun identiteit en seksualiteit aan het ontdekken en vormen zijn. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen jongeren? Binnen dit project wordt er een etnografische studie gedaan op school, maar wordt er ook gekeken naar wat er op social media gebeurt. We kijken empirisch naar het dagelijks leven van leerlingen op school of online en onderzoeken wat zij relevant maken; we kijken naar wat hen bezighoudt (kleding, tangaslips, bh’s, make-up, six-packs (spierballen) uitgaan, met wie wel of niet praten, voortdurend bij elkaar aan de iPhone hangen, plaatjes bekijken etc.).

We leren onder andere dat verschillen en overeenkomsten noodzakelijk zijn om vorm te kunnen geven aan je identiteit. We merken ook dat diversiteit een uiterst vloeibare categorie is. Want welk verschil doet er toe voor jongeren en voor de onderzoeker? En waarom? Verschillen zijn daarom geen natuurlijke gegevens, maar normatieve interventies.

'Wij moeten onze onderzoeksvragen beter formuleren rond een algemeen gedeeld probleem, dan rond etnische of andere afgebakende groepen'

Desalniettemin worden verschillen vaak genaturaliseerd, alsof ze inherent zijn aan mensen of groepen mensen. Maar wat doen we eraan? Hoe kunnen we essentialisme voorkomen en markers van verschil op een goede wijze gebruik maken van kwantitatief onderzoek? Etnografisch onderzoek benadrukt dat kwantitatieve data slechts een quick scan bieden voor praktijken die veel contingenter zijn, veel dynamischer. De werkelijkheid, seksualiteit en diversiteit zijn moving targets. Maar belangrijker is misschien de vervolgvraag: hoe vloeibaar is kwantitatieve kennis? We moeten ons wellicht de vraag stellen hoe kwantitatieve cijfers over bepaalde groepen, risico groepen of niet, on the ground uitpakken. Blijven het stabiele categorieën of worden ze ook weer vloeibaar gemaakt om ze werkbaar te maken. Dit alles betekent dat het belangrijk is om diversiteit niet louter als variabele of een clusters van variabelen te zien, maar vooral ook als een onderzoeksobject. Welke verschillen zijn relevant waar?'

Dit betekent ook dat, indien wij het essentialiseren van groepen problematisch vinden, wij onze onderzoeksvragen beter formuleren rond een algemeen gedeeld probleem, dan rond etnische of andere afgebakende groepen. Op die manier kunnen we ons openstellen voor wat diversiteit in de praktijk allemaal kan zijn, hoe diversiteit tot stand komt en hoe die relevant wordt gemaakt.

Dit stuk is een verkorte versie van de lezing die Amade M'charek gaf tijdens een expertmeeting georganiseerd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Seksualiteit (FWOS). Amade M’charek is hoogleraar anthropology of science aan de Universiteit van Amsterdam. Ze is doet onder andere onderzoek naar etniciteit en de (ir)relevantie van ‘ras’ in forensisch onderzoek.

Hoe denken de andere experts over de focus op etniciteit bij onderzoek naar seksualiteit? Lees wat Marianne Cense en Marjolijn Distelbrink zeggen.

Meer informatie?Neem contact op met:

Marjolijn Distelbrink

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding