Wat weten we na 35 jaar integratieonderzoek?

De wetenschap reageert net als veel maatschappelijke instituties niet al te vlot op de verkleuring van de bevolking. Maar ondanks tekortkomingen heeft 35 jaar integratieonderzoek belangrijke inzichten opgeleverd. Dat stelt Trees Pels, onderzoeker bij Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Opvoeden in de multi-etnische stad, in een column voor Kind & Adolescent.

Artikel
Integratie- en inburgeringsbeleid

Weinig onderzoeksterreinen zijn zo sterk veranderd in de benaming van hun onderwerp als die van integratie. Van gast (gastarbeider), naar ingezetene van verre (allochtoon), lid van een etnische minderheid, nieuwe Nederlander en individu met een meervoudige identiteit (Marokkaanse Nederlander). Nog steeds wordt de verzamelterm ‘migranten’ veel gebruikt. Deels terecht, want er is en blijft sprake van een nieuwe instroom. Maar intussen is de generatie van in Nederland geboren en getogen ‘nieuwe Nederlanders’ in omvang al bijna even groot als de eerste generatie. De tweede generatie van de grootste groepen, de Marokkaanse en Turkse Nederlanders, is al groter dan de eerste.

diversiteit mensen

Wat minder nadruk op de problemen

Volgens Trees Pels is er een lichte verschuiving in de wetenschap te zien van het probleemperspectief naar aandacht voor een bredere thematiek. Bijvoorbeeld voor superdiversiteit en voor de samenhang tussen de ontwikkeling van migranten(kinderen) en hun acceptatie in de samenleving. Deze trend juich ik toe, stelt Pels, de nadruk op de problemen aan de kant van nieuwkomers en op hun anders-zijn draagt bij aan (ervaren) uitsluiting.

Een greep uit de resultaten van integratieonderzoek, geselecteerd door Pels:

  1. Een meervoudige loyaliteit, zowel voor de cultuur van het land van herkomst als voor het (nieuwe) land waar je woont, is het gunstigst voor de ontwikkeling van kinderen. Assimilatie is dus niet de beste strategie.
  2. Integratie vergt niet alleen investeringen van de nieuwkomers, maar ook van de maatschappelijke instituties. Van de ontvangende samenleving dus.
  3. De opvoeding in gezinnen van nieuwkomers vertoont net zo veel verscheidenheid als die in autochtone gezinnen: van heel autoritair tot heel toegeeflijk.
  4. Radicale uitingen van jongeren kunnen een schreeuw zijn om persoonlijke pedagogische aandacht, die thuis en op school niet altijd wordt geboden.
  5. Gezinnen staan ook op afstand van voorzieningen voor onderwijs en zorg omdat hun visie en verwachtingen daar niet aan bod komen. Dit vraagt om een cultuursensitief beleid en een cultuursensitieve werkwijze.

Hoe nu verder?

Immigratie is een permanent verschijnsel. In onderzoek is daarom ook permanente aandacht nodig voor diversiteit, aldus Pels. Ze pleit voor een structurele investering in de ‘ecologische validiteit’ van onderzoek. Simpeler gezegd: dat onderzoekers zich niet alleen moeten richten op de mainstream populatie maar ook op groepen met een recente geschiedenis in Nederland. Zij moeten aandacht hebben voor de geldigheid en toepasbaarheid van hun theorieën en instrumenten in diverse groepen. Het is namelijk nog niet vanzelfsprekend: onderzoek dat recht doet aan de multi-etnische samenstelling van de Nederlandse bevolking. Met collega’s van Kennisplatform Inclusief Samenleven en de Vrije Universiteit Amsterdam tracht Pels aan verbetering bij te dragen.

 

Dit is een beknopte versie van het artikel ‘35 jaar integratieonderzoek: ontwikkelingen en opbrengsten’ dat Trees Pels schreef voor Kind & Adolescent. Het hele artikel schaft u aan op de website van Springer.

Meer informatie?Neem contact op met:

Trees Pels

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding