Voorbij de zwart-witte onschuld

Hoe kan het dat veel ‘witte’ Nederlanders, opgevoed met waarden als raciale gelijkheid en rechtvaardigheid, toch niet in staat lijken empathie op te brengen voor de gevoelens van gekwetstheid en boosheid die ervaringen met racisme bij ‘zwarte’ Nederlanders teweegbrengen? Het is een van de vragen die Gloria Wekker in haar recent verschenen boek White Innocence bezighoudt.

Blog

Wekker herinnert zich bijvoorbeeld hoe ‘witte’ studenten van de opleiding Vrouwenstudies, waar ze toentertijd hoogleraar was, voor het eerst geconfronteerd met eigen raciale vooroordelen en white privilege, sterke gevoelens van schuld, ongemak en angst toonden. Echter, in interviews met (witte) afgestudeerden en academische collega’s bleek van deze emoties niets (meer). Wekker betreurt deze ontwikkeling. Hoe kan het nu toch dat juist deze volgens haar ‘potentiële bondgenoten’ uiteindelijk issues rond ras en etniciteit uit de weg gaan?

Kleurenblinde zelfbeeld

Wekkers antwoord luidt: die emotionele huishouding van schuld, ongemak en angst bestaat onder de oppervlakte nog steeds, maar juist progressieve Nederlanders zijn zo gehecht aan hun antiracistische en kleurenblinde zelfbeeld, dat zij daar geen afscheid van kunnen nemen. Vandaar dat de aanvankelijke gevoelens van schuld en ongemak zijn verdrongen en omgezet in vermijding en loochening van (het eigen) racisme.   

Maar zo’n psychoanalytische verklaring berust op niet falsifieerbare claims. Door anderen mechanismen van vermijding, ontkenning en verdringing toe te dichten, sluit je ze uit als serieuze gesprekspartners. Iemand kan nog zo hard zeggen dat ze tegen racisme is en uit goede bedoelingen handelt, het framework van ‘zwarte’ denkers als Wekker diagnosticeert haar als iemand die haar eigen racisme en witte gevoelens van superioriteit ontkent en verdringt– als iemand die hardnekkig blijft geloven in haar white innocence. Maar met zo’n reactie, zeg ik als ‘witte’ ervaringsdeskundige, roep je eerder weerstand op dan solidariteit.

Het is nooit goed

Toch legt Wekker wel de vinger op de zere plek in haar beschrijving van de emotionele huishouding van ‘witte’ progressieve Nederlanders. Ze gebruikt daarbij onder meer de term anxiety, gemakshalve vaak vertaald met angst. Maar anxiety staat eigenlijk voor een mengsel van angst en zorg, voor een verwarrende mix van gekweld en getergd-zijn. Het lijkt er nu op dat Wekker ‘witte’ mensen enerzijds hun anxiety over racisme kwalijk neemt omdat het leidt tot defensieve reacties (tot het weigeren van verantwoordelijkheid), terwijl anderzijds we alleen door telkens deze anxiety te voelen bewijzen dat we onze verantwoordelijkheid nemen.

Precies op het moment dat je denkt op gelijkwaardige basis mee te doen, word je er toch weer fijntjes, of minder fijntjes, aan herinnerd dat je anders bent

Maar op deze manier zadelt het betoog over White Innocence ‘witte’ lezers op met een paradoxale boodschap. Vergelijk het met opdrachten als ‘Wees spontaan!’ of ‘Negeer dit teken’: ze brengen de ontvanger ervan terecht in een double bind: het gebod moet worden overtreden om te worden opgevolgd. Wat je ook doet, het is nooit goed.

Dubbele boodschap

Toch is die dubbelzinnige houding goed te verklaren. Immers, als lid van een minderheid krijg je van de meerderheid vaak een dubbele boodschap. Men wil aan de ene kant van geen verschil weten. Pas je aan! Voel je thuis! Vergeet waar je vandaan komt! Gelijke behandeling! Om vervolgens, als het zo uitkomt, toch flink onderscheid te maken. Hoe doen jullie dat? Wat spreek je goed Nederlands! Waar kom je eigenlijk vandaan? Hoe komt u als zwarte man aan zo’n dure auto?

Dat is denk ik inderdaad waar subtiele vormen van racisme en discriminatie over gaan: precies op het moment dat je denkt op gelijkwaardige basis mee te doen, word je er toch weer fijntjes, of minder fijntjes, aan herinnerd dat je anders bent, nooit helemaal vanzelfsprekend ‘één van ons’. Dat overkomt niet alleen ‘zwarte’ mensen. Iedereen die tot een minderheidsgroep behoort (vrouwen, homoseksuelen, moslims, immigranten, mensen met een beperking) herkent dit mechanisme. Het is dan ook niet zo vreemd dat in de aanklacht tegen dergelijk onrecht de dubbelzinnige boodschap als een boemerang bij de meerderheid terugkeert. Minderheden eisen enerzijds gelijke rechten en gelijke behandeling (wijblijvenhier,nl), anderzijds wil men erkenning van de eigenheid, de specifieke geschiedenis en identiteit (slavernijenjij.nl). De Afro-Amerikaanse activist en schrijfster Pat Parker verwoordde deze paradox ooit meesterlijk in haar gedicht For the white person who wants to be my friend dat opent met: The first thing you do is to forget that i'm Black/Second, you must never forget that i'm Black.

Bondgenoten

Door ‘witte’ antiracisten te verwijten dat ze de vermoorde ‘witte’ onschuld spelen, vervreemden ‘zwarte’ activisten veel potentiële bondgenoten van zich. Voor wie zich dit verwijt aantrekt, is het immers bijna onmogelijk om niet verder verstrikt te raken in een vicieuze cirkel van wederzijdse dubbele bindingen, waarbij geen van beide partijen het nog goed kan doen. Het mag dan ook niet verwonderen dat omwille van hun gemoedsrust veel ‘witte’ sympathisanten afhaken, zoals (kennelijk) Wekkers voormalige studenten en collega’s.

Bondgenoten verkrijg je niet door er telkens maar weer op te hameren dat de (‘witte’) ander aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat, en dat nog steeds niet begrepen heeft. En evenmin door te stellen dat de (‘zwarte’) ander die geschiedenis nu maar eens moet vergeten, omdat tegenwoordig iedereen gelijke rechten heeft. In het streven naar een minder racistische, meer rechtvaardige samenleving kunnen bondgenootschappen alleen ontstaan voor zover we, voorbij de onschuld van ontkenning van een problematische geschiedenis en nog steeds bestaande privileges, bereid zijn om te geloven dat we tegenwoordig wel degelijk bepaalde belangen en waarden met elkaar delen. 

Meer informatie?Neem contact op met:

Baukje Prins

Afbeelding