148 jaar Hindoestaanse Immigratie

De wereldwijde ‘Black Lives Matter’-beweging en de actiegroepen tegen Zwarte Piet in Nederland zijn openlijke uitingen van frustraties over racisme en discriminatie van de mensen met Afrikaanse roots. In Nederland bestaat die groep activisten voor een aanzienlijk deel uit de Creoolse groep die Suriname als land van herkomst hebben. Ze vallen op, omdat ze naar voren treden. Ze protesteren, ze komen in televisieprogramma’s en durven hun stem te laten horen over het slavernijverleden, ook in de politiek. Ze demonsteren een groeiend zelfbewustzijn. Terwijl de grootste Surinaamse groep in Nederland, de Surinaamse Hindoestanen, zich relatief stil houdt over hun zware leven op de plantages nadat de slavernij werd afgeschaft en de Afrikaanse tot slaaf gemaakten ‘vrij’ werden. Vooral op 5 juni (Pravasi Divas – Hindoestaanse Immigratieviering) wordt er aandacht geschonken aan de Hindoestaanse migratiegeschiedenis.

Geschreven door: Perdiep Ramesar
Artikel
Discriminatie

Historie

Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 waren de Afrikaanse tot slaaf gemaakten nog niet helemaal vrij; ze bleven nog tien jaar op de plantages werken onder staatstoezicht. Op 5 juni 1873 zeilde het eerste schip ‘Lalla Rookh’ (‘Roze Wang’) vanuit Brits-Indië (nu: India) naar Suriname. De Indiërs werden geronseld om te gaan werken in het zogenaamde beloofde land ‘Shri Rama’ (het land van de Hindoegod Rama) om daar een gouden toekomst tegemoet te gaan. Maar dat viel vies tegen. De Nederlanders namen hen over van de Britten en voerden ze mee op schepen naar Suriname om daar feitelijk maar één ding te doen: de vrijgelaten tot slaaf gemaakten te vervangen op de plantages. Het werk was hetzelfde, de omstandigheden vergelijkbaar, het leven was zwaar. Er zijn verhalen bekend van martelingen en vernederingen. Wat anders was, is dat de Indiërs na hun ‘contractperiode’ een stukje land kregen waar ze op konden wonen en verbouwen. Daarom werden deze ‘nieuwe slaven’ officieel ‘contractarbeiders’ genoemd. Later brachten de Nederlanders Javanen uit Indonesië naar Suriname om te werken. 

Suriname

Het verhaal gaat dat daar de discriminatie tussen de Indiërs, die Hindoestanen werden genoemd, en de Afro-Surinamers, de Creolen, ontstond. Hindoestanen werden ‘koelies’ genoemd. Volgens Hindoestaanse vertellingen is het woord oorspronkelijk een scheldwoord van Creolen geweest die neerkeken op plantagearbeiders en andere laagbetaalde en lage-status-beroepen. 'Het begrip koelie werd echter eerder gebruikt, Creolen hebben deze term overgenomen van de koloniale machthebbers en er een eigen betekenis aan gegeven. Zo rond de zeventiende eeuw, zo niet eerder, werd het woord ‘coolie’ in Engelse officiële stukken gebruikt om handarbeiders te duiden. Dat was toen een vrij neutrale term. Later kreeg de term verschillende betekenissen, maar zowel in de wetenschap als daarbuiten bleef het een veel gebruikte term', vertelt Ruben Gowricharn, thans research fellow en tot voor kort bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij publiceerde in 2019 hierover het hoofdstuk ‘De koelie: het spook van de stads-Hindustaan’ in het boek ‘Sarnámi Sanskirti. Enkele facetten van de Hindustaanse geschiedenis en cultuur in Suriname en Nederland, deel 2’, onder redactie van Rabin Baldewsingh, Naushad Boedhoe en Bris Mahabier.

Ruben Gowricharn, bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aan de Vrije Universiteit in Amsterdam
Ruben Gowricharn

Foto van Ruben Gowricharn

'Creolen gebruiken de term "koelie", maar die heeft nu alleen nog een onvriendelijke lading. Want Creolen gebruiken de term ook om Hindoestanen met een hogere positie te duiden en niet alleen om Hindoestanen in lage-status-beroepen te (dis)kwalificeren', zegt Gowricharn. Het is geen officiële of neutrale term meer. De onderlinge kift is één van de redenen dat de Hindoestanen en de Creolen soms nog steeds niet door één deur kunnen en dat relatief weinig Hindoestanen zich voegen bij de Black Lives Matter-beweging en de Anti-Zwarte-Piet-organisaties. Althans niet openlijk, omdat hun (groot)ouders en familie er iets van zouden kunnen vinden.

Stads-Hindoestaan

Maar niet alleen de Creolen bezigden deze term. Ook Hindoestanen onderling discrimineerden elkaar met het woord ‘koelie’. Ze maakten binnen de groep onderscheid tussen de ‘Foto Koelie’ (stads-Hindoestaan) en de ‘Boitie Koelie’ (plattelands-Hindoestaan). De stads-Hindoestaan uit Paramaribo voelden zich superieur aan de plattelanders die in de districten woonden. De stedelingen vonden de Hindoestanen op het platteland maar ‘boeren’ in de meest negatieve betekenis van het woord.  De plattelands-Hindoestaan had volgens de stads-Hindoestaan dit beeld: 'Traditioneel, niet ontwikkeld, verrichtte handarbeid dat niemand wilde doen, sprak geen of slecht Nederlands of "Negerengels" (de oude term voor de Surinaamse taal Sranantongo), had geen smaak of cultuur, en had een beperkt blikveld. Kortom, hij was niet stedelijk, wat voor veel Hindoestanen hetzelfde was als "niet modern". De term koelie was al beladen, maar om ook nog een "Boitie Koelie" te zijn, was wel het laatste wat je als Hindoestaan wilde zijn', vertelt Gowricharn. 

Omgekeerd vonden de districts-Hindoestanen dat de stads-Hindoestanen waren ‘ver-Creoliseerd’: ze konden geen Hindoestaans meer spreken, kenden de godsdienst niet, en waren hun Hindoestaanse manieren kwijt. 'Zeker na de jaren vijftig ontwikkelde zich in Suriname een stille en weinig onderkende veldslag: de "Boitie"-Hindoestaan wilde niet worden weggezet als een achterlijk wezen en probeerde via Westers onderwijs en verstedelijkte cultuur respect en normaliteit te verwerven. En de stads-Hindoestaan wilde op alle mogelijke manieren laten blijken dat hij modern, stedelijk en westers of Creools was. Het zal ooit komen vast te staan dat districts-Hindoestanen het meest vernederd zijn door de stads-Hindoestanen, en minder door de stadscreool', voorspelt de onderzoeker.

Nederland

Is dit anders in Nederland? Nee, niet bepaald, volgens de expert. 'Tijdens de onafhankelijkheid is een dwarsdoorsnede van de Surinaamse bevolking naar Nederland geëmigreerd. Aanvankelijk werden de Surinamers in verspreid liggende opvangcentra over heel Nederland ondergebracht. Langzaamaan vestigden zij zich in de grote steden, met name Den Haag, Amsterdam, Utrecht en Rotterdam. Deze trek heeft naar alle waarschijnlijkheid plaatsgevonden vanuit de behoefte aan werk, onderwijs, huwelijkspartners van eigen etnische afkomst, het uitgaansleven, het Hindoestaans gemeenschapsleven, en om niet weer voor een "Boitie"-Nederlander uitgemaakt te worden. Daarnaast zijn er enkele kleinere plaatsen, zoals Almere, die (later) een groeiende concentratie van Hindoestanen hebben gekend. In elke stad lijken Hindoestanen een andere subcultuur te hebben ontwikkeld.' Dat kan het gevolg zijn van de stadscultuur, een weinig besproken onderwerp in Nederland, maar zelf denkt Gowricharn dat het onderscheid uit Suriname ook hier doorwerkt.

Kastenstelsel 

Mogelijk is deze indeling een reminiscentie van het kastenstelsel in India. Hindoestanen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht lijken zich (te willen) onderscheiden van de Haagse Hindoestanen. In Den Haag wonen de meeste Surinaamse Hindoestanen, de grootste bevolkingsgroep met een migratieachtergrond in die stad. 'Gechargeerd gesteld en op het gevaar af dat ik mensen onrecht aandoe: Amsterdamse Hindoestanen voelen zich politiek en cultureel op een hoog niveau staan, Rotterdammers geloven dat zij hard werken, Utrechtenaren vinden hun sociaal milieu van een hoog intellectueel en cultureel niveau. Alle drie groepen vinden dat Hindoestanen uit Den Haag vooral bestaan uit boeren en hun afstammelingen, dus uit ‘Boitie Koelies’. Haagse Hindoestanen bungelen dus onderaan in de waardering. Tegelijkertijd valt op dat deze mensen, die zich hoger in de statushiërarchie plaatsen, frequenter buiten de groep trouwen. Zij proberen de blanke cultuur te imiteren, zoals in Suriname de stads-Hindoestaan een stads-Creool probeert te worden. Deze overname van de Nederlandse cultuur geldt overigens ook voor de "Boitie Koelie" die daarmee de "Foto Koelie" kan overtreffen in moderniteit. Hindoestanen in Nederland hebben dus hun oude statushiërarchie weten te handhaven', vertelt de specialist in de diasporastudie van de Hindoestanen.

'De Hindoestanen hebben al vanuit India een soort collectief minderwaardigheidsgevoel.' - Ruben Gowricharn

Minderwaardigheidscomplex

En dan is de grote vraag: waarom willen de Hindoestanen elke keer weer, generaties lang zich optrekken aan de groepen die ze superieur achten en imiteren ze hen en bouwen ze niet aan hun eigen zelfbewustzijn als groep? 'De Hindoestanen hebben al vanuit India een soort collectief minderwaardigheidsgevoel. In India had je het kastenstelsel, waarbij duidelijke rangen en standen bestaan. Die statushiërarchie hebben ze als het ware geprojecteerd op de nieuwe samenleving waar ze in kwamen, zoals in Suriname met Creolen en in Nederland met de Nederlanders. Ze kijken altijd omhoog naar wie er boven hen staat en verlangen vervolgens datzelfde. Hindoestanen hebben geen sterk zelfbewustzijn, zoals de Creolen dat hebben – nu duidelijk te zien met Black Lives Matter en de anti-Zwarte Piet-beweging – en de mensen met de Turkse achtergrond die veel meer zichzelf blijven en trots zijn op hun afkomst, cultuur en tradities. Dit collectief minderwaardigheidscomplex is al van eeuwen oud', vertelt Gowricharn.

Pijn

In het Indiase kastenstelsel kon niemand hogerop komen in de standen. Sinds 1873 zien de toenmalige Indiërs de kans om wel hogerop te komen in de rangen van het land waar ze leven. Maar de pijn lijkt hetzelfde te zijn gebleven. Juist de tweede generatie Hindoestanen in Rotterdam, Amsterdam en Utrecht blijken hun vooroordelen over de Haagse Hindoestanen te hebben, hoe de Haagse gemeenschap zich ook ontwikkelt. 

Maar niet iedereen staat daarachter. De jonge Surinaamse Hindoestaan Viresh Ramdin schrijft op zijn Facebookpagina over de Hindoestaanse immigratie dat hij een ‘hekel’ heeft aan het woord ‘koelie’. Hij schrijft: ‘Hetzelfde geldt voor racistische scheldwoorden als "kafrie" (zo worden de Creolen uitgescholden) en "djoeka" (zo worden de Marrons – Bosland-Creolen – uitgescholden). Zolang deze scheldwoorden over en weer (alsook onderling) worden gebruikt, blijft dergelijk racisme in stand. Dit moet echt doorbroken worden! Daarom zeg ik er ALTIJD wat van als iemand mij een "koelie" noemt. Ik ben ten eerste geen "koelie", ten tweede is het een "big insult" voor mijn Hindoestaanse voorouders en ten derde: als je er niks van zegt, houd je het racisme in stand en zullen onze nazaten het ook weer naar hun hoofd geslingerd krijgen.’ Kortom, er gloort hoop bij de jongere generaties.

De Hindoestaanse gemeenschap in Nederland

In Nederland wonen tussen de 160.000 en 170.000 Surinaamse Hindoestanen. Dit is de grootste Surinaamse groep in Nederland, gevolgd door de Creolen en Javanen en de kleinere groepen Chinezen en Indianen, de oorspronkelijke bewoners van Suriname. De meesten Hindoestanen wonen in de Randstad. In Den Haag wonen de meesten, gevolgd door Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Almere en Zoetermeer worden gezien als Hindoestaanse ‘groeigemeenten’. Velen uit Amsterdam trekken naar Almere en die van Den Haag richting Zoetermeer. Hindoestanen belijden verschillende religies en levensbeschouwingen. Het grootste deel is hindoe, gevolgd door de Islam en een kleine groep is christelijk.

Géén succesverhaal

Op 5 juni presenteert dr. Ruben Gowricharn, research fellow en voormalig hoogleraar ‘Hindostaanse Diasporastudies’ zijn boek met zijn familieverhaal ‘De Goudsmid’. Dat verhaal gaat over zijn vader en de neergang die deze goudsmid doormaakte in zijn leven. 'Hindoestanen vertellen vaak de succesverhalen, maar ik wilde juist laten zien dat er ook een andere kant is, vandaar dit boek.'
Gowricharn was samen met zijn vader goudsmid. Hij werd socioloog en econoom en publiceerde diverse studies, essays en boeken.

Hindoestaan of Hindostaan

Hindoestanen zijn een bevolkingsgroep en niet per definitie aanhangers van het Hindoeïsme. Echter voelden Surinaams-Hindoestaanse moslims zich niet erkend, omdat de term ‘Hindoe’ in de bevolkingsnaam voorkomt. Toen hebben leidende instanties waarin deze groep werd vertegenwoordigd en de wetenschap bepaald dat ze officieel ‘Hindostanen’ zouden worden genoemd. Deze term staat sindsdien onder discussie, omdat het hier niet om de geloofsgroep gaat, maar om de bevolkingsgroep. Saillant detail: alleen Surinaamse Hindoestanen worden ‘Hindoestanen’ genoemd. In andere landen, behalve Suriname en Nederland, worden alle leden van de Indiase diasporageschiedenis ‘Indiërs’ genoemd. 

Auteur: Perdiep Ramesar