Arbeidstoeleiding vluchtelingen: ‘We moeten ons niet te rijk rekenen’

Movisie en Kennisplatform Inclusief Samenleven hebben ook dit jaar weer een kerstdebat georganiseerd. Op 19 december spraken zo’n 250 deelnemers in de Utrechtse Geertekerk over de vraag of vluchtelingen welkom zijn op de werkvloer. Conclusie: het onthaal kan nog een stuk warmer.

Artikel
Werk

De keuze voor de, sobere, locatie is meer dan gepast. De Geertekerk – vernoemd naar Gertrudis van Nijvel, de Middeleeuwse patrones van de reizigers – weet evenals de vluchteling wat het is om opnieuw te moeten beginnen. Sinds haar bouw in het midden van de 13e eeuw heeft ze namelijk tal van functies en eigenaren gekend. Oorspronkelijk gebouwd als katholieke kerk, vervolgens in gebruik als hervormde kerk, stal, kazerne, magazijn, weer hervormde kerk, is ze sinds de jaren 50 van de vorige eeuw in bezit van de remonstrantse broederschap.

Nog weinig reden tot vreugde

Een nieuwe start maken – als gebouw of als mens – veronderstelt dat er een mogelijkheid is om opnieuw te kunnen beginnen. En precies daar gaat het kerstdebat over: biedt de samenleving statushouders voldoende kansen om een nieuw leven op te bouwen? Werk wordt vaak gezien als het beste middel tot integratie, maar is dat gegeven de huidige context van een half miljoen werklozen en een soms ronduit vijandige maatschappelijke houding tegenover vluchtelingen een realistisch beeld? Wat zijn de daadwerkelijke kansen en dringendste knelpunten bij de toeleiding van statushouders naar de arbeidsmarkt?

In een korte film vertelt de Syriër Obada Rabbani dat het moeilijk is om werk te vinden. ‘Zeker als je op zoek bent naar iets anders dan productiewerk of een schoonmaakbaan. Dat klemt te meer omdat integreren niet langer een optie is, je moét.’ De 26-jarige Somalische Samira Ahmed is de blijmoedigheid zelve. ‘Ik wil geen uitkering maar zelf mijn geld verdienen: daar word ik blij van.’

Uit de inleiding van Inge Razenberg, onderzoeker bij Verwey-Jonker Instituut/Kennisplatform Inclusief Samenleven, valt echter op te maken dat nog te weinig vluchtelingen reden tot vreugde hebben. Razenberg: ‘De integratiebarometer van VluchtelingenWerk wijst bovendien uit dat minder dan de helft van de vluchtelingen die al langere tijd in ons land verblijft, een betaalde baan heeft. En degenen die wel werk hebben, bekleden vaak tijdelijke aanstellingen van hoogstens een paar uur per week. De arbeidsmarktpositie van de “oude” statushouders is kortom niet rooskleurig en we moeten er voor waken dat nieuwe groepen vluchtelingen niet in eenzelfde positie belanden.’

Integraal beleid: wanneer begin je ermee?

Om een reprise van deze zowel voor de vluchteling als samenleving ongewenste situatie te voorkomen, is een belangrijke rol weggelegd voor gemeenten. Maar kunnen ze dat aan, doen ze wat er moet gebeuren om de werkloosheid onder vluchtelingen zo laag mogelijk te houden?

'Toeleiding naar arbeid is onderdeel van bredere aanpak van gemeenten'

In het voorjaar hebben Kennisplatform Inclusief Samenleven en Divosa alle gemeenten in ons land aangeschreven en hen gevraagd naar de stand van zaken. Ruim de helft van de gemeenten heeft gereageerd. Uit hun reacties bleek dat 53 procent van de gemeenten een aanvullend beleid heeft geformuleerd of daarmee bezig is om statushouders – meer en sneller – aan het werk te krijgen.

Razenberg: ‘We zijn nu een half jaar verder en zien dat gemeenten hun beleid niet sec richten op toeleiding naar arbeid, maar onderdeel maken van een bredere aanpak om vluchtelingen te laten integreren in de samenleving. Die integrale aanpak zie je bijvoorbeeld geconcretiseerd in Zaanstad, waar de statushouder een gesprek heeft met de klantmanager van de Dienst Werk en Inkomen én met een vertegenwoordiger van VluchtelingenWerk. De ene zorgt voor toeleiding naar arbeid of scholing, de andere voor de gewenste maatschappelijk begeleiding.’

De cruciale vraag bij een integraal beleid is: wanneer start je de verschillende trajecten? ‘Uit ons onderzoek blijkt dat veel gemeenten de verschillende trajecten – taalonderwijs, arbeidstoeleiding, huisvesting, inkomen – gelijktijdig willen starten. Eindhoven experimenteert daar al mee, maar een integraal beleid is bij de meeste gemeenten vooralsnog geen usance.’


Foto: MacSiers

‘Je kunt verschillen ook te groot maken’

Voor senior marketeer én voormalig vluchteling Masoud Banbersta stond als een paal boven water dat hij, ongeacht welk overheidsbeleid dan ook, zijn eigen inkomen zou verdienen. ‘Dat is me uiteindelijk gelukt doordat ik meteen begonnen ben met het volgen van opleidingen, zelfs toen ik nog geen officiële vluchtelingenstatus had en dat dus formeel nog niet mocht. Je moet om te slagen, leergierig en gemotiveerd zijn en keuzes durven maken.’

Ook Farid Murad is een doorzetter. Murad, erkend vluchteling en eigenaar van uitzendbureau Status B.V., heeft ondanks al zijn inzet en opleiding, nooit een betaalde baan op niveau kunnen vinden. ‘Plantsoenenwerk, schoonmaken, noem het maar op en ik heb het gedaan. Nadat ik eindelijk mijn verblijfsvergunning kreeg, ben ik op de eerste dag langs alle uitzendbureaus in mijn woonplaats Amersfoort gegaan, maar geen ervan had werk voor mij. Ik kreeg te horen dat ik de taal niet goed genoeg zou spreken, een cultuurprobleem had of dat er geen vacatures waren terwijl de ramen van die bureaus er nota bene vol mee hingen. Met hulp van mijn jobcoach ben ik daarom tien jaar geleden zelf een uitzendbureau begonnen, om mensen naar werk te bemiddelen zoals ik graag zelf bemiddeld had willen worden.’

 

 
 

 

'We spreken te gemakkelijk over werken onder je niveau'

Marijke de Jong, projectleider statushouders werk en inkomen bij de gemeente Utrecht zou willen dat ieder mens, al dan niet vluchteling, zelf zijn inkomen kan verdienen. ‘Om dat te realiseren, moet een vluchteling zo snel als mogelijk kunnen beginnen met taalles en (beroeps)opleiding. Tussen de 60 en 70 procent van de statushouders in Utrecht zijn tussen de 20 en 40 jaar, jonge mensen die nog een heel werkend leven voor zich hebben. Dus als je mij vraagt of het erom gaat dat iemand betaald werk vindt, dan zeg ik ja, zelfs al is dat wellicht tijdelijk onder zijn niveau. ’

Een spreker uit de zaal vindt dat te gemakkelijk wordt gesproken over werken onder niveau. ‘Ik heb een cliënt die in eigen land hoogleraar wiskunde was en die heeft onlangs van de gemeente het aanbod gekregen voor een baan als conciërge op een school. Je kunt verschillen ook te groot maken.’

Banbersta en De Jong
Foto: MacSiers

Enige reden tot optimisme

Over verschillen gesproken, de Sociaal-Economische Raad (SER) wijst er in een op 8 december uitgebrachte signalering op dat er sinds het alarmerende rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een jaar geleden beleidsmatig veel is gebeurd. Arend Odé van de SER: ‘Wij constateren dat in alle segmenten van de samenleving – van rijksoverheid tot burgers en bedrijven – veel creativiteit is vrijgekomen en dat er allerlei vernuftige methoden zijn ontwikkeld om de arbeidstoeleiding van statushouders te verbeteren. Wel valt er qua lerend vermogen en kennisuitwisseling er bij de diverse partijen nog wel een sprong te maken. Nog te vaak zie je een veelbelovend initiatief in regio A, waarvan buurregio B totaal geen weet blijkt te hebben.’

Albert de Voogd van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF is het met Odé eens dat er het afgelopen jaar het nodige is gebeurd, maar waarschuwt ervoor om ons te rijk te rekenen. Er is bijvoorbeeld te weinig regie bij de overheid en vluchtelingen moeten nog steeds lang wachten op vergunning en huisvesting.’ En over een eerder gehoorde suggestie: ‘Ik hoop van harte dat gemeenten straks niet met een voorstel komen voor een grootschalige aanbesteding van taalonderwijs op laag niveau. Daardoor zou het huidige diverse aanbod, dat aansluit op de verschillende niveaus van vluchtelingen, verloren gaan.’

Gelet op de grote beweging die vanaf eind 2015 in het integratiebeleid in gang is gezet en de talrijke veelbelovende initiatieven, is er enige reden tot optimisme. Maar minstens zo duidelijk is dat welk beleid dan ook alleen kan slagen als er voldoende maatschappelijk draagvlak voor bestaat. De zaal is het erover eens dat we daar onverdroten aan verder moeten werken.

 

Bekijk ook het beeldverslag van het kerstdebat op de website van Movisie.