Bi-etnische kinderen doen het goed op school, maar voelen zich vaak buitengesloten

Kinderen met 'gemengde' ouders worden ten onrechte op dezelfde hoop gegooid als kinderen met een migratieachtergrond. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat er grote verschillen zijn. De schoolprestaties zijn beter, maar ze staan sociaal soms aan de zijlijn. 'Ze worden door andere kinderen niet voor 'echte' Nederlander of 'echte' Marokkaan gezien. Ook krijgen ze soms opmerkingen van docenten.'

Artikel
Jeugd en opvoeding

KIS spreekt met onderzoeker Merlijn Karssen over haar promotieonderzoek naar de schoolprestaties, het sociaal functioneren en de onderwijservaringen van bi-etnische leerlingen. Karssen is geboren en getogen in Amsterdam-Zuidoost, een etnisch zeer divers stadsdeel. Het viel haar altijd al op dat sommige van haar klasgenoten en vrienden voor een extra uitdaging stonden: ‘Kinderen van gemengde ouders kregen vaak opmerkingen van leeftijdsgenoten, dat ze er niet bij hoorden.’ Tegenwoordig doet ze onderzoek over het onderwerp aan het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Dit jaar promoveerde ze op de schoolprestaties, het sociaal functioneren en de onderwijservaringen van bi-etnische leerlingen.

In haar onderzoek ging het om kinderen van een Nederlandse ouder en een etnisch andere ouder – bijvoorbeeld een kind met Nederlandse vader en Antilliaanse moeder. Ze gebruikte data van achtstegroepers van vijfhonderdvijftig basisscholen en hield diepte-interviews met bi-etnische leerlingen en hun ouders.

Als ik scholen voor voortgezet onderwijs belde om te vragen of ze bi-etnische leerlingen hadden, reageerden ze vaak verbaasd. Ze hadden geen idee

Ook dit jaar is migratie weer bepalend voor de bevolkingsgroei, dat maakte het CBS afgelopen maandag bekend. Door de toegenomen migratie stijgt het aantal gemengde stellen snel volgens Karssen. Vooral in grote steden is hun aantal groot: uit cijfers van de gemeente Amsterdam uit 2014 blijkt dat daar een kwart van de huwelijken gemengd is en zevenendertig procent van de kinderen tussen nul en twaalf jaar bi-etnisch is.

‘Als ik scholen voor voortgezet onderwijs belde om te vragen of ze bi-etnische leerlingen hadden, reageerden ze vaak verbaasd. Ze hadden geen idee. Er werd op namenlijsten gekeken: goh die heeft een Nederlandse voornaam maar een Turkse achternaam – misschien is dat wel een bi-etnisch kind’, zegt Karssen. Deze onwetendheid is volgens haar tekenend, veel docenten en scholen zijn niet op de hoogte van deze achtergrond van hun leerlingen.

Niet meer van deze tijd

In statistieken worden kinderen vaak opgedeeld in autochtoon, westers allochtoon of niet-westers allochtoon. Bi-etnische kinderen worden bij die laatste twee gegroepeerd. Beleid wordt op basis van die statistieken, en daarmee deze verdeling, gemaakt. Sinds vorig jaar gebruikt het CBS deze terminologie niet meer, maar dat heeft nog niet overal navolging gekregen. ‘De termen allochtoon en autochtoon zijn niet meer van deze tijd, onder meer omdat er dan geen aandacht is voor de bi-etnische groep. Daarnaast is er geen gegrond wetenschappelijk argument om deze groepen zomaar op een hoop te gooien. Toch stelt niemand de vraag of dit eigenlijk wel kan.’ Het antwoord blijkt volgens haar eigen onderzoek 'nee' te zijn: bi-etnische leerlingen laten een heel ander beeld zien als het gaat om schoolprestaties, sociaal welbevinden en ervaringen in de klas."

kinderen gemengde ouders doen het beter op school

Lage verwachtingen

‘Doordat bi-etnische leerlingen vaak gegroepeerd worden met leerlingen met een migratieachtergrond, is er de verwachting dat ze het niet zo goed zouden doen op school als kinderen van twee Nederlandse ouders. Dat klopt niet, ze doen het juist heel goed,’ vertelt Karssen.

Dat komt door een samenspel van factoren: ‘Doordat er thuis vaak Nederlands gesproken wordt, lopen deze kinderen niet, zoals sommige kinderen met een migratieachtergrond, een taalachterstand in het Nederlands op. Daarnaast kent een van de ouders het Nederlandse onderwijssysteem al en hebben zij daarom een betere connectie met de school.’ Nog een verrassende vondst is dat gemengde stellen relatief vaak hoogopgeleid zijn, wat ook weer een positieve invloed heeft op de schoolprestaties van het kind.

Ook in vergelijking met kinderen van twee Nederlandse ouders doen bi-etnische kinderen het goed. Hun schoolprestaties en sociaal functioneren is niet afhankelijk van de samenstelling van de leerlingpopulatie terwijl kinderen met Nederlandse achtergrond het slechter doen op etnisch diverse scholen. ‘Bi-etnische kinderen presteren en functioneren even goed op een etnisch diverse of niet-diverse school.’

Een klas vol kleur

Robert Teune, eigenaar van Teams aan Zet en schrijver van de methode Een klas vol kleur, is enthousiast over het onderzoek van Karssen: ‘De resultaten zijn heel relevant omdat er belangrijke verschillen zijn in gedrag en studieresultaten ten opzichte van de geijkte verwachtingen. Dit onderzoek draagt bij aan de bewustwording over bi-etnische kinderen en toont aan dat het onderwerp een plek verdient op de agenda van beleidsmakers, schoolleiders en bij lerarenopleidingen.’

Hij merkt dat docenten vaak aannames maken op basis van uiterlijk of voor- en achternamen. ‘Wanneer er een kind met kroeshaar en blauwe ogen binnenkomt hebben zowel docent als medeleerlingen de neiging die in een bijzonder hokje te plaatsen.’ Ook Karssen ontdekte assumpties over de leerlingen met de bijkomende stereotypes en verwachtingen, die weer invloed hebben op het sociaal welbevinden.

'Echte' Nederlander

Tijdens de interviews hoorde ze vaak over het gevoel anders te zijn en aan de zijlijn te staan. Karssen: ‘Kinderen zijn heel direct in wat hen opvalt aan elkaar. Een bi-etnisch kind wordt vaak niet gezien als een ‘echte’ Nederlander maar bijvoorbeeld ook niet als een ‘echte’ Marokkaan.’ Dat leerlingen zo direct zijn verbaasde haar niet, gezien haar eigen jeugdervaringen. Maar opvallender vindt ze dat docenten ook vaak opmerkingen maken onder het mom van een grapje, bijvoorbeeld met woorden als ‘halfbloedje’. ‘Als leerlingen dit aankaarten bij hun eigen mentor, worden ze soms niet eens geloofd.’ 

De omgang met deze kinderen is vaak onbewust anders. Ofwel door een negatieve verwachting, ofwel door een kind als een bijzonder project te zien en extra te willen helpen

Teune: ‘De nadruk ligt te veel op het bijzondere. En maatschappelijke vraagstukken en actualiteiten worden op de kinderen geprojecteerd. Soms voelen ze dat ze een kant moeten kiezen, terwijl ze er niets mee te maken hebben.’ Volgens hem is de omgang met kinderen die een buitenlands ogend uiterlijk hebben, vaak onbewust anders. Ofwel door een negatieve verwachting, ofwel door een kind als een bijzonder project te zien en extra te willen helpen. ‘Er zijn juist veel interessantere verschillen dan afkomst, bijvoorbeeld hobby’s en andere persoonlijke keuzes.’

En er zijn uiteindelijk meer overeenkomsten dan verschillen volgens hem. Toen hij zelf nog docent was liet hij zijn klas weleens uitzoeken wat hun voorouders van twee of drie generaties terug deden en vond dan meer gelijkenissen, ongeacht de afkomst. ‘Allemaal hadden ze wel een timmerman, boer of bakker in de familie – dat verbindt veel meer dan dat je focust op die ene factor die anders is.’

Aannames over boord

Toch kun je als docent, zeker in het voortgezet onderwijs, niet altijd de achtergrond van een leerling kennen. En daar zit volgens Teune ook een deel van de oplossing in: ‘Ga ervan uit dat je niet alles weet, gooi je aannames maar over boord.’

Karssen benadrukt dit ook: ‘De groep van bi-etnische kinderen is ontzettend divers, zelfs als groep in mijn eigen onderzoek vond ik het een uitdaging hen te definiëren.’ Ze hoopt met haar resultaten beleidsmakers wakker te schudden en bewust te maken van het bestaan van de groeiende groep bi-etnische kinderen in Nederland.