Discriminatie - een meerkoppige kameleon

Discriminatie en racisme bestaan en werken uitsluitend. Welke migrantengroepen in Nederland ervaren persoonlijk het vaakst discriminatie? En hoe vertaalt dit zich tot je gezien voelen als ‘echte Nederlander’? In de Week tegen Racisme zetten onderzoekers Nella Geurts, Niels Spierings en Inge Hendriks van de Radboud Universiteit dit op een rij. Wat laten recente cijfers zien?

Artikel
Discriminatie

Discriminatie is meer dan een baan mislopen door het hebben van een bepaalde achternaam of een nare opmerking op straat. Het is een veelkoppige kameleon die verschillende vormen aanneemt voor verschillende groepen in de Nederlandse samenleving. Ook kent discriminatie diverse uitingen: van het persoonlijk ervaren van discriminatie tot het idee dat je nooit gezien zult worden als ‘echte Nederlander’, ongeacht je investeringen of geboorteland. Daarnaast is er discriminatie binnen instituties en door organisaties (institutioneel racisme). Inzichten in deze diverse gezichten van uitsluiting zijn cruciaal voor effectieve handelingsperspectieven ter bestrijding van discriminatie en racisme en hun negatieve impact.

Ervaren uitsluiting

Vier op de tien respondenten denkt dat mensen met een migratieachtergrond vaak of heel vaak tegen discriminatie door ‘autochtone’ Nederlanders aanlopen. 18 procent geeft aan zelf (heel) vaak discriminatie te ervaren. Bij uitsluiting komt echter meer kijken dan alleen het ervaren of bewust zijn van discriminatie. Zo stelt meer dan de helft van de respondenten met een migratieachtergrond dat het voor ‘mensen zoals ik’ moeilijk is om als ‘echte Nederlander’ gezien te worden door andere Nederlanders (respondenten waren bij deze vraag vrij om ‘mensen zoals ik’ naar eigen inzicht te interpreteren). Enkel kijken naar ervaringen met ‘discriminatie’ onderschat dus de mate van ervaren uitsluiting van mensen met een migratieachtergrond. Of anders geformuleerd: de mate van ervaren uitsluiting die in Nederland wordt geconstateerd hangt in grote mate af van welke vraag aan mensen wordt gesteld.

Bovendien ervaren niet alle groepen uitsluiting even sterk, blijkt uit dit onderzoek. Als er wordt gekeken naar het land van herkomst van migranten en hun ouders, dan blijken met name de meer zichtbare, gepolitiseerde en deels sterk georganiseerde groepen in Nederland meer uitsluiting te ervaren. Ook zijn er uitzonderingen te zien, wat de meerkoppigheid van uitsluiting nog eens onderstreept.

  • De meeste persoonlijke discriminatie wordt ervaren door mensen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, (voormalige) Antilliaanse en Sub-Sahara Afrikaanse migratieachtergrond. Van de Sub-Sahara Afrikaanse Nederlanders stelt een op de vier (heel) vaak discriminatie te ervaren. Migranten uit Azië en Latijns Amerika ervaren persoonlijk het minst vaak discriminatie.
  • Het idee dat mensen met een migratieachtergrond (heel) vaak door Nederlanders zonder migratieachtergrond worden gediscrimineerd resoneert het sterkst onder mensen met een Sub-Sahara Afrikaanse en Surinaamse migratieachtergrond. Diegenen met een Aziatische achtergrond geven dit veel minder aan.
  • Bijna drie op de vier mensen met een Marokkaanse migratieachtergrond is het eens met de stelling dat het moeilijk is om als ‘echte Nederlander’ gezien te worden, waarmee zij van alle groepen dit het sterkst ervaren. Opvallend is wel dat juist onder Nederlanders met een achtergrond van de voormalige Antillen dit aandeel beduidend lager ligt. Mogelijk hangt dit samen met de Nederlandse nationaliteit die zij als burgers van het Koninkrijk der Nederlanden bezitten.

 

 

Dat veel respondenten in het onderzoek aangeven dat ze het idee hebben nooit als echte Nederlander gezien te worden, wordt bevestigd door eerder KIS-onderzoek over openlijk en onomwonden racisme. Een deel van de witte Nederlanders ziet mensen van kleur of met een migratieachtergrond per definitie niet als ‘echte Nederlander’.

Praktische opleiding, meer uitsluiting?

Verschillen zijn er niet alleen naar afkomst. Zo blijkt uit onderzoek van KIS dat praktisch opgeleide mensen kwetsbaarder zijn op de arbeidsmarkt en dat er discriminatie door uitzendbureaus plaatsvindt. Aan de andere kant weten we ook dat juist academisch opgeleiden zich minder verbonden voelen met Nederland, wat ook gekoppeld wordt aan percepties van discriminatie. Hoe zit dit voor ervaringen met verschillende vormen van uitsluiting onder deze diverse groepen?

Met name praktisch opgeleiden ervaren (heel) vaak persoonlijke discriminatie, blijkt uit ons onderzoek. Zowel bij de groep met een achtergrond uit de voormalige Antillen, Suriname en Sub-Sahara Afrika alsook Marokko, Turkije en het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MONA). Voor de algemene percepties van discriminatie van mensen met een migratieachtergrond zien we dat onder andere academisch opgeleiden dit vaker waarnemen. Dit verenigt de twee inzichten die we eerder noemden: praktisch opgeleiden komen vaker direct in aanraking met discriminatie, daar waar academisch opgeleiden zich meer bewust zijn van uitsluitingsprocessen in de samenleving. Het niet erkend worden als ‘echte Nederlander’ toont geen eenduidige scheidslijn.

 

Een generatiekloof?

Zien we ook verschillen in ervaringen van uitsluiting tussen migranten en kinderen van migranten? Uit eerder wetenschappelijk onderzoek blijkt dat kinderen van migranten die in Nederland zijn geboren in diverse opzichten meer lijken op Nederlanders zonder migratieachtergrond. Denk aan politieke participatie en houdingen ten opzichte van homoseksualiteit en gendergelijkheid. De verwachting is dan ook dat de zogenoemde tweede generatie minder ervaringen met discriminatie en uitsluiting kent, gezien de gelijkenissen van deze groep met Nederlanders zonder migratieachtergrond. Dit blijkt echter nauwelijks het geval. Voor zowel persoonlijke discriminatie-ervaringen als de perceptie van migrantendiscriminatie in het algemeen vinden we dat in Nederland geborenen vaker discriminatie rapporteren dan mensen die elders zijn geboren. Dit zien we ook voor het gezien worden als echte Nederlanders voor hen met een migratieachtergrond uit Turkije, Marokko en anders MONA. Het zijn dus juist de kinderen van migranten, jongeren die veelal meer lijken op de rest van Nederland, die te maken krijgen met discriminatie. Dit geldt voor alle onderzochte groepen.


 

Een veelkoppig monster bestrijden

Kleur bekennen en aandacht hebben voor specifieke groepen en hun ervaringen is van belang voor het bestrijden van uitsluiting. KIS heeft diverse aanbevelingen op een rijtje gezet over wat werkt bij de aanpak van discriminatie, bijvoorbeeld in dit dossier. Aandacht voor de verschillende gezichten van uitsluiting voor verschillende groepen, ook al delen ze het hebben van een migratieachtergrond, kan echter nog meer aandacht verdienen. Het persoonlijk ervaren van discriminatie is slechts één van de kanten van de veelkoppige kameleon die uitsluiting heet. Bredere ervaringen van uitsluiting, zoals het niet worden gezien als ‘echte Nederlander’ komen voor onder ruim 50 procent van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Enkel wanneer er aandacht is voor alle verschillende vormen van uitsluiting kan deze meerkoppige kameleon worden verslagen.

Bron

Rond de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 is er een unieke, representatieve steekproef getrokken onder Nederlandse kiesgerechtigden met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’. Deze Dutch Ethnic Minority Election Study data is uniek in de combinatie naar de gevraagde ervaringen van uitsluiting en de diversiteit aan herkomstgroepen in plaats van enkel de grootste migrantengemeenschappen in Nederland, zoals de Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse. Het CBS trok de steekproef op basis van het bevolkingsregister en nam als basis alle eerste- en tweedegeneratie migranten uit niet-westerse landen: zelf in het buitenland geboren of minimaal een van beide ouders, waar de respondent zelf of de ouder geboren zijn buiten Europa, Noord-Amerika, Australië, Nieuw Zeeland, Japan of Indonesië.
Bron van de dataset: Lubbers, M., Sipma, T. and Spierings, N. (2021). Dutch Ethnic Minority Election Study 2021 (DEMES 2021). Nijmegen: RSCR/SKON.

Over de auteurs

Nella Geurts is postdoctoraal onderzoeker aan de afdeling Sociologie (Radboud Universiteit Nijmegen) waar ze zicht richt op vraagstukken rondom inclusie, migratie en identiteit. Twitter: @NellaGeurts.

Niels Spierings is Universitair Hoofddocent Sociologie (Radboud Universiteit Nijmegen), met een specialisatie in in- en uitsluiting, in het bijzonder op basis van islam, migratieachtergrond, gender en seksualiteit. Twitter: @NielsSpierings.

Inge Hendriks is promovenda aan de afdeling Sociologie (Radboud Universiteit Nijmegen) en onderzoekt in haar proefschrift veranderingen en tegenstellingen in houdingen tegenover etnische minderheden.

Meer informatie?Neem contact op met:

Hanneke Felten

icon_chevron Stuur een e-mail
icon_chevron 030-7892110
Afbeelding