Effect van onderadvisering en stapelen van diploma's

Steeds meer jongeren met een migratieachtergrond studeren op een hogeschool of universiteit. Vaker dan jongeren zonder migratieachtergrond komen zij daar door het stapelen van diploma’s. Een van de verklaringen voor dit verschil, is dat leerlingen met een migratieachtergrond en/of uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status (SES), vaker te maken hebben met onderadvisering op de basisschool. Welke gevolgen heeft het stapelen van diploma’s voor deze jongeren? Hoe kijken ze terug op hun ‘omweg’ in het onderwijs en welke ondersteuning hebben ze gemist? Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) onderzocht dit en presenteert haar resultaten en aanbevelingen op woensdag 9 september aanstaande bij De Balie in Amsterdam.

Artikel
Jeugd en opvoeding

Uit het onderzoek blijkt dat circa de helft van de stapelaars met een migratieachtergrond (50,9 procent) meent dat onderadvisering een rol heeft gespeeld bij hun stapelroute, terwijl 40,8 procent van de stapelaars zonder migratieachtergrond dit als reden noemt. Met name de stapelaars met migratieachtergrond hebben een opvallend laag vertrouwen in het schooladvies van de basisschool. In totaal 72,5 procent van de stapelaars met een migratieachtergrond denkt dat het primair onderwijs onvoldoende in staat was om een passend schooladvies te geven. Van de stapelaars zonder migratieachtegrond heeft 55 procent deze mening. De studenten (met en zonder een migratieachtergrond) die een reguliere route hebben doorlopen, zijn iets positiever, maar van die groepen zegt (50 procent resp. 47,5 procent) dat de basisschool de inschatting niet goed kunnen maken.

Behoefte aan ondersteuning

Van alle studenten met een migratieachtergrond die deelnamen aan het KIS-onderzoek heeft 41,1 procent een stapelroute doorlopen, van de studenten zonder migratieachtergrond is dat 29,4 procent. Van de stapelaars met een migratieachtergrond is 26,1 procent afkomstig uit een gezin met een lage SES. Bij de stapelaars zonder migratieachtergrond geldt voor 9,2 procent dat zij afkomstig zijn uit gezinnen met een lage SES. Het onderzoek van KIS richt zich voor een belangrijk deel op de behoefte aan ondersteuning van stapelaars. Wie of wat heeft hen geholpen en welke ondersteuning hebben zij (wellicht) gemist? 'Dit is belangrijke informatie waarmee de kansengelijkheid binnen het onderwijs verbeterd kan worden. Zeker als het gaat om het benutten van de onderwijspotentie van jongeren met een migratieachtergond. Een groep die van oudsher een achterstand heeft in het onderwijs en de daaropvolgende arbeidsmarkt', weet onderzoeker Suzan de Winter-Koçak van KIS.

Ervaringen van jongeren en hun ouders

Het rapport schetst een beeld van de ervaringen van de jongeren zelf. In retrospectief vertellen zij over de barrières die zij hebben ervaren tijdens hun stapelroute, welke consequenties zij hebben ondervonden, maar met name over hoe de ondersteuning aan deze groep jongeren – in hun beleving – beter zou kunnen. 'De meesten geven aan dat meer emotionele ondersteuning van docenten hen enorm geholpen zou hebben. Dat ze zich graag meer gezien hadden gevoeld. Geen nummer maar een leerling. Dat had op cruciale momenten het verschil voor ze kunnen maken', aldus De Winter-Koçak.

Ook de ouders van stapelaars komen in het onderzoek aan het woord. Zoals deze Turks-Nederlandse moeder: 'Door de jaren heen ben ik altijd op gesprek geweest bij de school, ze zeiden altijd dat mijn zoon het goed deed. In groep 8 zeiden ze opeens dat hij druk is en dat zijn Nederlands niet goed is. Ze gaven hem het advies: vmbo-basis. Ik ging daar niet mee akkoord en wilde de CITO afwachten. Mijn zoon scoorde toen 538. Met mijn man heb ik toen opgezocht dat dit een score was voor vmbo-t. Pas na een gesprek met de directeur heeft hij uiteindelijk vmbo-t advies gekregen.'

Positieve gevolgen van een stapelroute

Opvallend genoeg zijn veel van de jongeren die een stapelroute hebben afgelegd achteraf tevreden met wat ze op eigen kracht bereikt hebben. 'Omdat ze op zo’n laag niveau zijn begonnen, zijn ze trots dat ze toch een opleiding in het hoger beroepsonderwijs of universiteit hebben gedaan', aldus De Winter-Koçak.

'Mijn stapelroute toont aan dat ik doorzettingsvermogen heb'

Deze vrouwelijke respondent met Irakese achtergrond, verwoordt het als volgt: 'Tijdens sollicitaties is er altijd gevraagd: waarom heb je dit traject doorlopen? Ik heb kunnen uitleggen dat ik een bikkel ben, mijn stapelroute toont aan dat ik doorzettingsvermogen heb. Daarnaast kan je als stapelaar eigenlijk met iedereen communiceren, want je hebt alle niveaus gehad. Ik ben in staat om makkelijk te praten, spreek niet in lange zinnen en dat maakt je makkelijk benaderbaar.'

Effect van te laag onderwijsniveau

Maar deze positieve neveneffecten van stapelen, kunnen pas achteraf worden benoemd. De stapelaars die terugkijken op hun onderwijstraject, herinneren zich vooral de frustraties. Suzan de Winter-Koçak: 'Uit de toelichting die de studenten konden geven, wordt duidelijk dat zij het gevoel hadden vast te zitten op een te laag onderwijsniveau en daardoor onder andere veel verveling hebben moeten verdragen. Voor hen was dit in sommige gevallen emotioneel een zware last om te dragen.'

Zoals deze respondent het zegt: 'Leraren zouden een staatsexamen kunnen promoten of een andere school waar doorstomen mogelijk is. Ik ben zelf uiteindelijk achter het staatsexamen gekomen. Dankzij het extra papiertje kon ik naar de havo. Maar er is niemand die let op iemand die overal doorheen komt zonder echt veel moeite hoeven te doen. Dat voldoendes halen makkelijk is, betekent niet dat de school ook makkelijk is, het vmbo was een emotionele hel voor me.  Iedereen is alleen bezig met de probleemgevallen.'

Het programma Gelijke Kansen van het Ministerie van OCW sluit aan op de vragen en behoeften van stapelaars, maar er moet nog veel gebeuren. Het onderzoek van KIS laat zien dat starten op een (veel) te laag onderwijsniveau niet alleen effect op schoolloopbanen, maar ook de personen die het overkomt. Het reduceren van subjectiviteit binnen het proces van advisering verdient wat betreft de onderzoekers prioriteit.

Sprekers op 9 september

Suzan de Winter-Koçak van KIS (een programma uitgevoerd door o.a. het Verwey-Jonker Instituut, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)) geeft toelichting op het rapport Ervaringen en behoeften van stapelaars met een migratieachtergrond in het onderwijs. De Winter is sinds 2014 werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut en houdt zich voornamelijk bezig met diversiteitsvraagstukken. Ook spreken we twee jongeren die ervaring hebben met obstakels in hun onderwijsloopbaan. Wat doet het met iemand die belemmerd wordt in het benutten van zijn of haar talent?

Bijzonder hoogleraar onderwijssystemen Inge de Wolf, onderwijswoordvoerder van D66 Paul van Meenen, Monaïm Benrida, programmamanager Gelijke Kansen van het Ministerie van OCW en Maryse Knook van de Openscholengemeenschap Bijlmer gaan dieper in op de vraag welke stappen er gezet kunnen worden om gelijke kansen te bevorderen.

Theater- en filmacteur Mingus Dagelet draagt voor uit het boek ‘Wees Onzichtbaar’, van Murat Isik. Dit boek is een aanklacht tegen het onderwijssysteem waar volgens Isik veel ellende begint. Hij roept docenten op hun leerlingen uit te dagen, mee te nemen en niet af te stoten. Zelf heeft hij het gered omdat zijn moeder achter hem stond en hem voortdurend maande zijn huiswerk te maken. En door zijn vader die van school eiste dat zijn zoon een vervolgopleiding kreeg die bij zijn capaciteiten paste. Dat lukte, hij was de enige van zijn school die naar het vwo mocht. 'Zoals heel veel kinderen uit achterstandswijken werd ik enorm onderschat. Onderschatting van kinderen op basis van etniciteit: dat speelde toen, en het speelt nu nog steeds.' 

Auteur: Floor de Booys

Fotograaf: ANP/David Rozing

Meer informatie?Neem contact op met:

Suzan de Winter-Koçak

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding