‘Je hebt zelf de keuze: blijf je vluchteling of word je burger?’

Hij noemt zichzelf geen rolmodel, maar business case. Masoud Banbersta (34) kwam in 2003 als vluchteling aan in Nederland maar is vooral ‘gewoon Nederlands burger’. Een gesprek over ambitie, zelfredzaamheid en de ‘Nederlandse droom’.

Artikel
Vluchtelingen

Iraanse Nederlander of Nederlandse Iraniër. Voor Masoud Banbersta maakt de volgorde niet uit. Hij pakt de goede dingen uit Nederland en die mengt hij met die van zijn geboorteland Iran. Hij probeert op tijd te zijn voor afspraken (Nederlands) en hoeft niet de kat uit de boom te kijken maar maakt meteen contact met de omgeving (Iraans). Dat laatste is overduidelijk: Banbersta weet mij geboeid te houden met zijn verhaal dat hij verfraait met mooie vergelijkingen. Een voorbeeld: ‘Het land van herkomst en aankomst kun je zien als gewone ouders en adoptieouders. Soms zijn adoptieouders een tikje liever dan je eigen ouders. In mijn geval is het gevoel naar beide ouders gelijk. Als ik hier ben, mis ik Iran. Wanneer ik daar zou zijn, dan mis ik Nederland, denk ik. Op dit moment wint ‘adoptieouder’ Nederland van ‘ouder’ Iran omdat ik hier nu meer wortels heb.’

masoud banbersta

Banbersta had nooit verwacht dat hij wortel zou schieten in Nederland. Op 10 oktober 2003 kwam hij als 22-jarige student uit Teheran aan in Nederland. Hij was op doorreis naar Canada, zo was de bedoeling. ‘Ik kende Nederland alleen van de bloemen en van Cruyff, Kluivert en Bergkamp. Ik dacht dat het een heel groot land was. Die branding doet Nederland heel goed dus’, lacht Banbersta die nu als senior marketeer werkt. De driejarige periode die toen in Nederland volgde, vergelijkt hij met de verschillende levels van een Mario-spel: eerst opvangcentrum, dan asielzoekerscentrum, uitzetcentrum en weer een ander asielzoekerscentrum.

Hoe voelt het om drie jaar te wachten op een verblijfsvergunning?
‘In vergelijking met mensen die tien jaar moesten wachten, was drie jaar kort. Maar voor mezelf was het heel lang. Na een tijdje de beslissing op een vergunning afwachtten, wilde ik graag studeren en werken. Maar eerst moest ik de taal leren, ik begreep geen woord Nederlands. Een aantal medeasielzoekers zei: ben je gek, je hebt geen verblijfsvergunning en dan ga je de taal leren? Maar ik wilde zo snel mogelijk van het dove en blinde gevoel af zijn. Ik kwam in contact met mensen van het UAF. Zij hielpen mij met boeken en collegegeld, gedeeltelijk als lening. Dat was een goede steun voor mij in die situatie. In afwachting op mijn verblijfsvergunning mocht ik in 2005 al studeren in plaats van 2006. Dus ik heb twee jaar verloren in plaats van drie.’

Na drie jaar in Nederland kreeg Banbersta een verblijfsvergunning. Hij studeerde aan de hogeschool in Utrecht en deed vervolgens een master Marketing aan de VU. Nu woont hij met zijn gezin in Amersfoort.

'Je moet in het systeem veel acties ondernemen om jezelf vooruit te brengen. Dat vind ik niet verkeerd maar ik houd er niet van als je vervolgens onnodig wordt belemmerd'

Waar liep je het meest tegenaan in de periode dat je nog geen verblijfsvergunning had?
‘Taal natuurlijk, maar dat is iets wat je kunt oplossen. De tweede drempel zijn regels. Als de overheid je niet kan helpen, moet zij je in ieder geval niet belemmeren. Een concreet voorbeeld: destijds mocht een asielzoeker twaalf weken per jaar werken [nu is dit 24 weken per jaar, red.]. Mijn vraag is: waarom? Je kunt mij toch het recht geven om te werken? Het systeem heeft liever dat je per week een lage uitkering krijgt van de staat, de taal niet leert en niet participeert dan dat je gewoon twaalf maanden werkt zoals elke Jan. In die twaalf weken die ik werkte, moest ik huur betalen aan het COA. Logisch dat je iets moest afdragen, maar die huur stond niet in verhouding tot wat ik verdiende. Daarmee motiveer je lang niet iedereen om te werken. Bovendien kon ik in zo’n korte periode alleen laaggeschoolde baantjes krijgen waarbij de Nederlandse taal geen vereiste was. Maar waar je dus ook geen Nederlands leert.’

Taalles in het azc zou niet wenselijk zijn omdat het asielzoekers de indruk geeft écht te mogen blijven.
‘Het is niet gemakkelijk om het als beleidsmaker iedereen naar de zin te maken. Maar ik denk: als mensen een taal leren of werkervaring opdoen, dan is dat beter dan dat ze niks doen of leren. Als ze toch terug moeten, is hun kans op succes daar ook groter omdat ze niet hebben stilgestaan. Het COA vindt het helaas niet wenselijk dat je een band krijgt met de samenleving. Van alle beschikbare televisiezenders in het azc waren er bijvoorbeeld maar drie Nederlands, de rest was Turks, Arabisch of anderstalig. Kortom, je moet in het systeem zelf veel acties ondernemen om jezelf vooruit te brengen. Dat vind ik niet verkeerd maar ik houd er niet van als je vervolgens onnodig wordt belemmerd.’

masoud banbersta

Vind je de nadruk op zelfredzaamheid dan goed of niet goed?
‘Heel goed. Maar differentieer. Je kunt niet zeggen: iedereen moet hardlopen, sommige hebben immers last van hun knie dus die kunnen alleen maar lopen. Tegelijkertijd kunnen we óók van die wandelaars vragen om wel op de trein te stappen. De trein is hier de participatiemaatschappij. Wie dat niet kan, moet je een handje helpen. Je kunt dus niet hetzelfde verwachten van alle vluchtelingen, maar je moet ze wel motiveren. Nog een voorbeeld: een man of vrouw van zestig leert niet zo gemakkelijk een nieuwe taal als een twintigjarige. Van die twintiger kun je wel veel zelfredzaamheid verwachten. Marketing kan ingezet worden om de ‘Nederlandse droom’ te promoten: door ambitie en hard werken bereik je wat je wilt. De Nederlandse droom zie ik als de realistische variant van de Amerikaanse droom, het systeem is namelijk eerlijker. Met de Nederlandse droom heb ik het niet over nationalisme, maar over mensen het gevoel geven dat dit hun land is en dat hun toekomst hier ligt. Dat moet toch niet zo moeilijk zijn?’

'De Nederlandse droom is waar te maken. Je kunt hier bouwen aan je toekomst'

Maar sommigen ervaren drempels als discriminatie of uitsluiting waardoor ze zich niet thuis voelen.
‘In Iran is ook discriminatie. Maar iedereen die daar woont weet en voelt: dit is mijn land. Zelf heb ik hier in Nederland nooit persoonlijk discriminatie ervaren. Misschien heb ik geluk gehad, komt het door het soort werk dat ik doe of doordat mijn persoonlijke omgeving grotendeels Nederlands is. Maar de Nederlandse droom ís waar te maken en ook veel gemakkelijker dan de Amerikaanse. Als je hier wilt studeren, is er studiefinanciering. Als je een bedrijf wilt opzetten, kan je ondersteuning vragen voor allerlei zaken. Het fundament is er al, je kunt hier bouwen aan je toekomst. Uiteindelijk heb je zelf de keuze: blijf je vluchteling of word je burger?’

Wanneer vind jij dat een nieuwkomer, zoals jij zelf was, is geïntegreerd?
‘Ik onderscheid externe en interne integratie. De eerste gaat over het respecteren van democratische waarden, normen en wetten. Burgerschap dus. Dus niet naakt lopen in publiek of zeggen ik kom uit Engeland dus ik rijd hier ook gewoon links. Dan respecteer je de regels niet, dan doe je niet mee. De tweede is interne integratie: je voelt je onderdeel van de Nederlandse maatschappij en wordt bijvoorbeeld blij als Nederland wint bij het WK. Nederland kan ervoor zorgen dat de externe voorwaarden van integratie zo goed geregeld zijn, dat iemand geen smoes heeft om intern iets anders te voelen. Het systeem kan bijvoorbeeld niet zeggen: oké, je moet de taal leren en integreren, maar straks op de arbeidsmarkt wil niemand je. De overheid moet ingrijpen bij discriminatie op de arbeidsmarkt, niet met positieve discriminatie maar met duidelijke regels en boetes bij overtredingen. Maar het gaat ook om de taal die je spreekt en de invalshoek die de overheid kiest. Een onderscheid als allochtoon-autochtoon helpt niet. Verander dit frame. Ik wil niet zeggen dat dit alle problemen rond integratie oplost, maar dit is wat de overheid kan doen.’

Zou je ooit nog teruggaan Iran?
‘Ik hoop, en denk, dat ik ooit weer naar Iran kan. Maar ik zie mezelf daar geen leven meer hebben. Ik kan niet tegen mijn gezin zeggen: hop, we gaan in Iran wonen. Ik denk er wel eens over na om later eventueel mijn tijd te verdelen tussen Nederland en Iran en bijvoorbeeld les te gaan geven.’

Banbersta knipoogt: ‘Maar ik zou dan eerst weer een beetje moeten integreren daar. Mijn zus zei laatst dat ik tegenwoordig zo monotoon Perzisch praat; ik vermoed dat dat mijn Nederlandse invloed is.’

 

Foto's in aritkel: Kees Rutten