Opvoeden tegen radicalisering

Om hun kinderen weerbaar te maken tegen radicalisering hebben islamitische moeders soms enige hulp nodig. Stichting Attanmia ontwikkelde een veelbelovende aanpak om hen daarbij te helpen. Zowel deelnemers als samenwerkingspartners blijken positief over de methode, die vanaf september in aangepaste vorm ook gevolgd zal worden door islamitische vaders. 

Artikel
Jeugd en opvoeding

Bijna twee jaar geleden stuurde het kabinet-Rutte II het Actieprogramma integrale aanpak jihadisme naar de Tweede Kamer. In dit actieprogramma is een groot aantal maatregelen opgenomen om radicalisering van jongeren te voorkomen. Ook vanuit de moslimgemeenschap kwamen zorgen en vragen naar boven rondom radicalisering en de rol die islamitische ouders kunnen spelen om dit tegen te gaan. Voor de Rotterdamse stichting Attanmia waren dit signalen om een aanpak (interventie) te ontwikkelen om moeders van islamitische gezinnen te ondersteunen, zodat hun kinderen minder vatbaar zouden worden voor radicalisering.

Zowel deelnemende moeders als samenwerkingspartners zijn positief over aanpak

De eerste jaargang van de interventie met de alleszeggende titel Weerbaar opvoeden tegen radicalisering startte in september 2015. Bijna twee jaar later is de interventie nu theoretisch onderbouwd, praktisch beschreven (de ontwikkeling van een handboek voor de uitvoering van de interventie) en geëvalueerd door KIS. De interventie blijkt aan vrijwel alle vooraf gestelde doelen en verwachtingen te voldoen. Zowel de deelnemende moeders als de samenwerkingspartners – gemeente Rotterdam, buurthuizen en scholen – zijn positief over de inhoud, vorm en opbrengsten.

 

 
 

Alerter door training

Weerbaar opvoeden tegen radicalisering bestaat uit twee elementen: een training (Weerbaar opvoeden) en een traject (Opvoedambassadeurs). Beide zijn gericht op moeders van islamitische gezinnen. De training bestaat uit het overdragen van kennis over radicalisering, het creëren van meer bewustzijn en uit het aanleren van opvoedings- en communicatieve vaardigheden.

Concreet betekent dit dat de moeders in zes dagdelen informatie krijgen, met elkaar ervaringen uitwisselen en praktische vaardigheden oefenen in relatie tot factoren die de weerbaarheid van jongeren tegenover extremistische geluiden beïnvloeden. Hierbij gaat het onder meer over leven in verschillende leefwerelden, betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving, kennis over internationale ontwikkelingen, een kritische omgang met informatie, open communicatie tussen moeder en kinderen, en het inroepen van hulp van derden bij problemen.

De deelnemende moeders geven aan dat ze door de training alerter zijn geworden en zich meer bewust zijn van de mogelijkheden om hun kinderen weerbaarder te maken tegen radicalisering. Alle reden tot tevredenheid dus, maar wel met de kanttekening dat het evaluatieonderzoek niet heeft kunnen vaststellen in hoeverre de toegenomen kennis en bewustwording ook concreet worden vertaald naar ander gedrag en/of handelen thuis.

Contact met geïsoleerde moeders

Het tweede element van de interventie – het traject Opvoedambassadeurs – voorziet erin dat islamitische moeders contact leren leggen met andere moeders die sociaal geïsoleerd leven en de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheersen. Het idee is dat Opvoedambassadeurs deze moeilijk bereikbare vrouwen steun bieden bij opvoedingsproblemen of andere problematiek, zoals huiselijk geweld.

Voordat Opvoedambassadeurs de wijk in gaan, leren ze op vier bijeenkomsten om contacten aan te knopen en diverse gesprekstechnieken toe te passen. Ook krijgen ze informatie over welke instanties ze kunnen inschakelen wanneer er in een gezin sprake is van zware problematiek.


De eerste lichting Opvoedambassadeurs ontvangt uit handen van burgemeester Ahmed Aboutaleb een certificaat.

Het traject Opvoedambassadeurs blijkt eveneens aan de doelen en verwachtingen te hebben voldaan. Alleen al getalsmatig is het een groot succes: twintig Opvoedambassadeurs hebben ieder contact gehad met twintig of meer moeilijk bereikbare moeders. Bovendien zijn alle geplande trainingen, interventiebijeenkomsten en individuele gesprekken daadwerkelijk (uit)gevoerd. Ook bij dit succes past overigens een voorzichtige kanttekening. Het blijkt niet altijd even makkelijk om nieuwe Opvoedambassadeurs te werven, daarbij heeft de doelgroep een onduidelijk beeld over vrijwilligerswerk.

Opvoedambassadeurs bereikten ieder twintig of meer moeilijk bereikbare moeders

KIS-onderzoeker Ron van Wonderen hoopt dat op grond van het ontwikkelde handboek en de positieve evaluatie de aanpak breder zal worden ingezet en uitgerold. Dat lijkt te gaan gebeuren. Stichting Attanmia ziet in de bevindingen van het KIS-onderzoek aanleiding om de opzet van de interventie verder te structureren en te stroomlijnen. Hierdoor wordt de aanpak makkelijker overdraagbaar naar andere gemeenten. Momenteel wordt de training ook aangepast op een nieuwe doelgroep, namelijk islamitische vaders. Vanaf september 2017 zullen er trainingen worden gegeven aan zes vadergroepen in Rotterdam. 

Meer informatie?Neem contact op met:

Ron van Wonderen

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding