Opvoeders in beroering door conflicten in de wereld en polarisatie
Tegenstellingen in de samenleving, zoals nu rondom het geweld tegen burgers in de bezette Palestijnse gebieden, roepen heftige emoties op. Ook de binnenwereld van gezinnen blijft er niet van gevrijwaard; de impact op ouders en kinderen is heel groot. Niet alleen vanwege de verwantschap die velen hier voelen met burgers daar, maar ook vanwege toenemende spanningen in Nederland, waaronder een toename van moslimdiscriminatie en antisemitisme.
Door: Marjolijn Distelbrink, Trees Pels en Cecile Winkelman (Opvoeden in Diversiteit)
De gespannen situatie, in Nederland en internationaal, roept ook veel opvoedzorgen en -vragen op. Ouders van verschillende achtergronden hebben moeite alle gebeurtenissen met kinderen te duiden en bespreekbaar te maken, en hen te helpen omgaan met de angst, verdriet en woede die de boodschappen van onrechtvaardige beeldvorming en uitsluiting bij hen oproepen.
Het probleem is dat de reguliere opvoedondersteuning eveneens met lege handen staat. Er is nauwelijks aanbod als het om dit soort opvoedvragen gaat. Ook op school, waar de emoties eveneens hoog kunnen oplopen, is de handelingsverlegenheid groot. Het omgaan met maatschappelijke vraagstukken en daarmee samenhangende spanningen in de klas, de impact daarvan op leerlingen, en het gesprek hierover roepen ook daar veel onmacht op. Daarbij horen we ook argumenten als ‘ik moet neutraal blijven’.
In dit artikel staat de urgente vraag centraal wat we wél weten over wat werkt in de ondersteuning van ouders en kinderen in de omgang met dit soort kwesties. Hoewel dit overzicht van ‘wat werkt’ relevant is voor een bredere populatie aan opvoeders, leggen wij de focus op de situatie van islamitische gezinnen. De KIS-auteurs Marjolijn Distelbrink, Trees Pels en Cecile Winkelman (Opvoeden in Diversiteit) deden veel onderzoek naar de vragen en behoeften van gezinnen met deze achtergrond, mede rondom ervaren discriminatie. Zij schreven dit artikel in samenspraak met ervaringsdeskundige professionals Fadma Bouchataoui (SPIOR) en Najat Toub (Diversae). Zij voeren in deze tijden vele gesprekken met bezorgde ouders die zich afvragen hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen, en waar ze de boodschap van verbinding nog vandaan moeten halen.
Welke opvoedvragen ontstaan als gevolg van de huidige maatschappelijke situatie - gerelateerd aan de situatie in Gaza - voor ouders en andere opvoeders, en wat zijn handvatten voor professionals om hen daarbij te ondersteunen?
Zorgen en vragen spelen bij veel ouders
Om te beginnen: de ervaringsdeskundige gesprekspartners en de auteurs zien dat het geweld in Palestina, dat volgens veel onderzoekers genocidale trekken aanneemt, en de spanningen daarover in Nederland, veel emoties oproepen bij ouders en kinderen, islamitische en ook joodse. Beide zijn direct gevoelsmatig betrokken bij de oorlog. Islamitische ouders en kinderen voelen zich daar bovenop als groep weggezet door de moslimdiscriminatie die zich in veel levensdomeinen voordoet en door de negatieve boodschappen vanuit de landelijke politiek. Ook merken zij hoe kritiek die zij of hun kinderen op Israël uiten gemakkelijk leidt tot de beschuldiging pro-Hamas of antisemitisch te zijn. Niet islamitische gezinnen hebben overigens vragen over hoe zij met hun kinderen in gesprek moeten gaan over al deze onderwerpen, ook als die hen als persoon niet direct raken. Indirect raken ze wel, bijvoorbeeld doordat zij of hun kinderen zich identificeren met collega’s, medeburgers of klasgenoten die door de politiek worden weggezet als tweederangs burgers. Tegelijkertijd heerst er een breder gevoelde noodzaak en behoefte aan toenadering tot elkaar: laten we elkaar vasthouden en niet loslaten. Maar hoe voeren we het ongemakkelijke gesprek met elkaar?
We gingen hierover in gesprek met de ervaringsdeskundige professionals, met de focus op de oorlog en de genocide in Palestina en hoe daar met kinderen over te spreken.
Fadma Bouchataoui van SPIOR vertelt hoezeer islamitische ouders worstelen, hoe het ervaren onrecht in Gaza hen aangrijpt, hoe dit wordt versterkt door reacties in Nederland, en hoe dan de neiging kan ontstaan zich terug te trekken in eigen kring. En hoe moeilijk het is het gesprek met kinderen te blijven voeren en de verbinding te blijven zoeken.
“Voor ouders is het op dit moment heel erg moeilijk om over het onderwerp te praten met hun kinderen. Omdat ze moedeloos zijn en omdat het onderwerp zo groot is. Omdat ze zelf bemerken dat het ze heel erg raakt. En dat ze er soms ook niet helemaal uit zijn hoe ze er precies naar moeten kijken. Het maakt dat er minder met kinderen over wordt gepraat. Tegelijkertijd komt het onderwerp in alle ontmoetingen met elkaar als volwassenen terug. Mensen proberen hun kinderen soms te beschermen door dan over te gaan op Arabisch bijvoorbeeld, zodat de kinderen niet kunnen horen waar het over gaat. Onder volwassenen heerst heel erg het gevoel ‘willen wij hier nog wel zijn’. Door de oorlog die zoveel polariseert, en ook de binnenlandse politiek (de PVV en de houding ten aanzien van de oorlog). Die maken dat moslims zich niet meer uiten in het publieke debat, zich terugtrekken in eigen kring en in het geloof dat als houvast geldt. De ervaring is: binnen onze kringen leeft dit heel sterk, bij anderen leeft het een stuk minder. Dat merk je dan bijvoorbeeld ook op je werk, waar er nauwelijks over wordt gesproken door collega’s die minder een band hebben met het Midden-Oosten. Zelf zou ik nu ook niet zo snel naar een wijkdebat gaan over de situatie in het Midden-Oosten. Het is te pijnlijk om daar andere meningen te horen. Ik wil me niet kwetsbaar opstellen. Ik heb het gevoel dat de verbindingen aan het verminderen zijn. Mensen trekken zich terug in hun eigen bastion. Activistische Nederlanders of Nederlandse vrienden die je al had waarmee je wel praat over wat er gebeurt en hoe je erin staat daargelaten.”
De incidenten rond de komst van de Maccabi-supporters in Amsterdam vorig jaar november en de politieke reacties daarop hebben de aanwezige gevoelens van onveiligheid verder aangewakkerd. De ‘integratie’ van groepen met een migratieachtergrond, waaronder Marokkaanse Nederlanders en moslims, werd openlijk in twijfel getrokken en het ‘terugsturen’ van betrokkenen met een dubbele nationaliteit werd genoemd als serieuze optie, kort na de rellen. Een reactie die voor veel ouders in lijn was met de politieke terughoudendheid inzake het lot van Palestina en de relatief grote nadruk op bestrijding van antisemitisme in vergelijking met islamofobie. Verschillende professionals geven aan dat bij gezinnen van verschillende generaties het gevoel heerst niet geaccepteerd te worden, een tweederangsburger te zijn en blijven, ook al zijn ouders en kinderen in Nederland geboren en getogen. Als gevolg hiervan horen we binnen verschillende islamitische gemeenschappen dat plannen om Nederland wellicht te verlaten concreter vorm beginnen te krijgen. En dat onder jongeren de boosheid en kans dat zij de samenleving de rug toekeren toeneemt. ‘Ik ga niet meer mijn best doen, het heeft toch geen zin’, is een veelgehoord argument. Leerkrachten treden jongeren die (zoals pubers dat doen en ook in reactie op de beperkte ruimte die ze voelen voor hun mening) provoceren in de klas niet met begrip tegemoet maar pakken ze hard aan. Ook als zij zich in willen zetten voor Gaza of hun verbondenheid met de burgers daar willen uiten.
Een Marokkaans-Nederlands meisje wilde na 7 oktober op haar school een inzamelactie organiseren voor de slachtoffers in Gaza. De school gaf hiervoor alleen toestemming als deze actie ook voor de Israëlische slachtoffers zou zijn. Op een andere school verscheen na 7 oktober een leerling met een keffiyeh (Palestijnse sjaal) op school. Hij werd geschorst.’
Onmacht
Jongeren krijgen zo opnieuw de boodschap dat ze niet oké zijn, wat hun ervaring van uitsluiting en kansloosheid verder versterkt, zo zien de professionals. Dit heeft grote impact op hun mentaal welbevinden en vertrouwen in de samenleving.
Wat Fadma en anderen vertellen, illustreert duidelijk dat ouders, als de gebeurtenissen zo schokkend zijn, allereerst zelf ruimte nodig hebben voor verwerking. En hoe moeilijk het dan is om kinderen hierin goed te ondersteunen. Dit confronteert hen met de realiteit die niet alleen in Gaza maar ook hier wonden slaat, bovenop de dagelijkse krenkingen die ouders al meemaken vanwege hun (religieuze) identiteit. Dat er veel krenkingen zijn komt ook naar voren uit onze eerdere KIS-onderzoeken. Het gevolg is dat ouders als opvoeders regelmatig met lege handen staan vanwege de omvang en ernst van wat er allemaal gebeurt. ‘Moet ik thuis dan de tv uitlaten?’, ‘Hoe voorkom ik dat mijn kind uit frustratie gaat provoceren, de grenzen opzoekt?’, ‘Hoe kan ik nog met mijn kind spreken, want wat als het op school iets zegt wat ze daar niet begrijpen, of als het thuiskomt met verhalen dat het niet gelijkwaardig is behandeld?’, zijn vragen die bij ouders spelen.
Wat kunnen professionals ouders bieden?
De auteurs van dit artikel hebben gezamenlijk veel onderzoek gedaan naar ondersteuning van moeders en vaders uit minderheidsgroepen met diverse religieuze en culturele achtergronden. Twee voorbeelden van die onderzoeken zijn: KIS-onderzoek laat vader aan het woord over hun rol in de opvoeding en Moeders van de tweede generatie. Daarbij lag het accent op specifieke opvoedthema’s die bij ouders veel spelen - en waar reguliere organisaties nauwelijks aan toe komen -, zoals omgang met de ervaren krenkingen vanwege hun religieuze achtergrond, botsende normen en waarden, meervoudige identiteitsontwikkeling of met stereotypering en discriminatie. We ontwikkelden een teambijeenkomst voor professionals in opvoedondersteuning hierover (Teambijeenkomst Waardenopvoeding in Diversiteit | KIS).
Ook ten behoeve van het onderwijs zijn tools ontwikkeld om het gesprek met ouders en leerlingen rondom controversiële onderwerpen te voeren:
- Handleiding ‘Je hebt makkelijk praten’ van School en veiligheid
- Handboek burgerschapsonderwijs
- Socratische gespreksvoering
Deze kennis is op dit moment relevanter dan ooit. De kern van de boodschap aan professionals is: hoe kun je ouders en kinderen begrip tonen voor hun ervaringen en emoties over discriminatie en uitsluiting, maar ook een boodschap van hoop voor de toekomst in Nederland meegeven, of ouders daarbij ondersteunen?
Maar hoe dit te doen nu de polarisatie zulke scherpe vormen aanneemt? Hoe doseer je daarbij je eigen ervaringen en emoties, zeker wanneer zowel bij ouders als jongeren een gevoel ontstaat van opgeven, van ‘hoe kan ik mijn kind überhaupt nog begeleiden in dit vraagstuk, ‘wij zullen hier toch nooit worden geaccepteerd’ en van ‘wil ik hier nog wel wonen, en waar hoor ik dan wel thuis?’
Op welke manier kunnen ouders en opvoeders kinderen en jongeren ondersteunen bij het vinden van een goede balans tussen uitsluiting en onrecht aan de orde stellen én hoop houden op een positieve toekomst in dit land? (zie ook Discriminatie en opvoeden | KIS)
Maak uitsluiting, discriminatie, racisme en polarisatie bespreekbaar
Wees alert op de signalen van kinderen, zijn ze bijvoorbeeld drukker of juist stiller dan anders, bang om uit huis te gaan, slapen ze slechter? Luister goed naar ze, sta open voor hun ervaringen en praat met ze over hun zorgen en emoties, ook als ze kwaad en verontwaardigd zijn. Reageer niet afwijzend, maar bied een uitlaatklep en help ze met hun emoties om te gaan. Help ze om te reageren op wat ze meemaken, wat er speelt in de buurt, op school en in de maatschappij, ondersteun ze daarbij en ga naast ze staan.
Per situatie kan de manier waarop je reageert verschillend zijn; praat hierover met je kind. Zoek bij het praten en ondersteunen van kinderen de balans tussen erkenning van discriminatie en uitsluiting en het houden van verbinding met de maatschappij. Voorkom dat kinderen het gevoel krijgen dat er in deze maatschappij helemaal geen kansen voor hen zijn. Ook als je niet tot een groep behoort die wordt gediscrimineerd is het nodig hierover met kinderen en jongeren te spreken. Je zult verbaasd zijn dat al heel jonge kinderen zich bewust zijn van machtsverhoudingen tussen groepen. Het is belangrijk om gelijkwaardigheid expliciet te benoemen omdat anders bestaande ongelijkheid niet wordt doorbroken.
Zoek een goede balans in het omgaan met emoties van jezelf en van kinderen en jongeren
Als ouder of opvoeder heb je zelf ook emoties over wat er gebeurt in de maatschappij. Vaak heb je al eerdere ervaringen van uitsluiting, discriminatie, racisme of antisemitisme ervaren. De huidige situatie kan hieraan herinneren en ook trauma’s hernieuwd laten beleven. In de begeleiding van kinderen en jongeren is het belangrijk dat jouw emoties niet de overhand krijgen, want dat kan nog meer onrust geven bij kinderen en jongeren.
Zorg dat je als volwassenen eigen momenten hebt, zonder kinderen erbij, waar je je kunt uiten. In gesprek met kinderen en jongeren kun je dan meer ruimte bieden voor hun ervaring en emoties. Het kan ook zijn dat je zelf weinig ervaringen hebt met uitsluiting of discriminatie. Dan is het belangrijk om vooral te luisteren en te erkennen. Wees voorzichtig met opmerkingen zoals: ‘dat was vast niet zo bedoeld’ geef vooral ruimte aan de emotie en ervaring.
Stimuleer zelfbeeld en zelfvertrouwen
Naast het gesprek over en alertheid op discriminatie is juist van belang dat ouders hun kinderen positief bekrachtigen in hun identiteit, hen ondersteunen bij het trots zijn op wie ze zijn, hun religie, cultuur en geschiedenis. Verhalen, films en boeken kunnen helpend zijn om de eigen of een andere achtergrond te kennen en te leren begrijpen.
Bescherm je kinderen ook door nieuws en sociale media berichten te beperken tot 1 of 2 keer per dag, ontspanning te zoeken door iets leuks samen te doen, positief contact met familieleden en vrienden te stimuleren. Het ondersteunen van kinderen kan een extra uitdaging zijn naarmate ervaren afwijzing vanuit de maatschappij groter is. Zeker bij jongeren die soms in alle hevigheid reageren. Juist dan is het belangrijk het gesprek te blijven voeren en te blijven meekijken welke beelden jongeren hebben, waar zwart-wit of wij-zij denken de overhand krijgt. Blijf naast het begrip voor de woede met hen de nuance zoeken, en het belang benadrukken van je inleven in de ander en diens situatie.
Dit alles is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is noodzakelijk zowel professionals als ouders concreet te ondersteunen bij het ontwikkelen van de benodigde competenties. Te denken valt bijvoorbeeld aan training van professionals in het via rollenspel oefenen met gesprekken over gevoelige thema’s, of aan begeleiding van ouders bij het maken van concrete actieplannen (bv. beperken van mediaconsumptie en voeren van open gesprekken met kinderen).
Daarnaast is er vooral veel behoefte aan het onderlinge gesprek over de zorgen en gevoelens die er zijn, op ‘veilige’ plekken, zoals van onderop ontstane organisaties als SPIOR en Omnia die bieden. Deze organisaties staan dichtbij de gezinnen en spelen een cruciale rol in het ondersteunen van ouders en jongeren in deze complexe tijden. Zij vangen de eerste klappen op en zorgen voor de nu zo nodige verbinding en veiligheid in eigen kring, gepaard aan het opbouwen van de veerkracht om de verbinding met de maatschappij te behouden. Dit doen zij, behalve via opvoedtrainingen, door het organiseren van dialoogsessies en interreligieuze bijeenkomsten, en daarmee het bieden van een platform waar ouders en jongeren zich gehoord en erkend voelen.
Tegelijkertijd laat het relaas van Fadma zien hoe belangrijk het is dat ook professionals in reguliere organisaties erkennen hoe de internationale en nationale gespannen verhoudingen ons allemaal, maar sommige groepen ouders en kinderen in het bijzonder, raken. Zoals in ons eerdere werk blijft de kernboodschap aan professionals dan ook: als je ouders goed wilt ondersteunen, probeer dan verbinding te maken, erkenning en begrip te hebben voor de vraagstukken die op dit moment zoveel impact hebben op gezinnen. Ook al kun jij zelf als professional heel andere gevoelens hebben over het onderwerp. Wellicht is dan juist het verbinding maken met je eigen gevoelens van onmacht en verdriet de ingang. Probeer je te verplaatsen in hoe moeilijk het op dit moment voor ouders is om hun kinderen hier goed in te begeleiden. Help ze daarbij waar je kunt, ga in hun schoenen staan. Benoem expliciet dat jij er bent om ouders te steunen. Je kunt daarbij vragen stellen als: Hoe is het voor jou? Waar maak je je zorgen over? Praat je erover met je kinderen, waarom wel of niet? Waar krijg jij als ouder steun, met wie kun je open spreken? Hoe kun jij je ontspannen? Eventueel kun je bespreken wat voor concrete acties ouders kunnen ondernemen.
Veilig opgroeien vraagt ook om inclusief denken in het publieke debat
Groepsdenken en stereotypering kunnen leiden tot discriminatie, uitsluiting, marginalisering en erger. Daarbij moeten pedagogen zich afvragen wat dit alles met kinderen en jongeren doet. Ervaringen met discriminatie en uitsluiting kunnen een grote impact hebben op hun welbevinden en gezondheid. Psychologisch geweld, waaronder constante vernedering, bekritiseren en uitschelden, wordt in Nederland aangemerkt als een vorm van geweld, die net als fysiek geweld schade kan berokkenen; aanhoudende verbale agressie kan letterlijk ziek maken. Dit geldt zeker voor kinderen en jongeren in de kwetsbare fase van hun ontwikkeling. De constante boodschap dat zij er niet bij horen, kan ertoe leiden dat zij zichzelf gaan uitsluiten, de maatschappij de rug toekeren. Zo kunnen voortdurende uitingen over hun vermeende gebrek aan ‘integratie’ hun ‘integratie’ juist ontmoedigen in plaats van stimuleren. ‘Integratie’ kan niet zonder een samenleving die inclusief is. Daarmee is inclusief denken en werken niet alleen een pedagogische verantwoordelijkheid voor de jeugdprofessional, maar zeker ook voor degenen met invloed op het publieke debat. Voor het veilig en gezond opgroeien van kinderen en jongeren is inclusief denken in het publieke debat en het stimuleren van verbinding daarin een noodzakelijke voorwaarde.
Dit artikel is totstand gekomen i.s.m. Fadma Bouchataoui (SPIOR) en Najat Toub (Diversae)
Meer informatie?Neem contact op met:
Marjolijn Distelbrink

Trees Pels
