Roma in het onderwijs – doet Tsjechië het beter dan Nederland?

Kinderen met een Sinti of Roma achtergrond hebben in het onderwijs nog altijd een achterstandspositie. In het hoger onderwijs zijn Sinti en Roma ondervertegenwoordigd, onderwijzers kampen met hoog schoolverzuim en studenten met een Sinti of Roma achtergrond durven hier niet altijd open over te zijn uit angst voor discriminatie.

Artikel
Sinti en Roma

Kortom: op diverse terreinen binnen het onderwijs valt nog veel winst te behalen. We gingen in gesprek met onderzoekster dr. Anita van der Hulst. Zij promoveerde dit jaar in Leiden op het proefschrift ‘Wegbereiders’, waarin zij de participatie van Sinti en Roma in het onderwijs in Nederland en Tsjechië (alleen Roma) over de afgelopen 70 jaar onder de loep neemt en met elkaar vergelijkt. Wat zijn haar belangrijkste bevindingen en hoe verklaart zij de nog altijd zwakke positie in het onderwijs? 

Veel Roma kinderen in Tsjechië moesten in deze tijd en in de periode daaropvolgend automatisch naar het speciaal onderwijs, oftewel onderwijs voor kinderen met een (licht verstandelijke) beperking.

Het naoorlogse onderwijs 

Om te beginnen stelt Van der Hulst dat in eigenlijk alle Europese landen het onderwijsniveau van Roma over het algemeen laag is. In haar promotieonderzoek koos zij er bewust voor om twee landen met een heel verschillende naoorlogse geschiedenis met elkaar te vergelijken. Tot eind jaren ’80 was Tsjechië communistisch, wat volgens de onderzoekster maakte dat ook schoolgang strak geregeld was. Veel Roma kinderen in Tsjechië moesten in deze tijd en in de periode daaropvolgend automatisch naar het speciaal onderwijs, oftewel onderwijs voor kinderen met een (licht verstandelijke) beperking. Op het ‘hoogtepunt’ in de jaren ’70, betrof dit volgens Van der Hulst 70% van de Roma kinderen in Tsjechië. Als destijds niet zo veel Roma naar dit speciale onderwijs waren gestuurd, waren veel meer Roma in Tsjechië nu hoger opgeleid geweest. 

De kampscholen

En hoe zat dit in Nederland? Van der Hulst vertelt dat in Nederland de zogenoemde ‘zigeunerkinderen’, evenals woonwagenkinderen, vóór de 2e Wereldoorlog nauwelijks onderwijs hebben genoten. Er bestond toen al wel leerplicht, maar hier was weinig grip op en diverse vrijstellingen kwamen voor. Na ’45 werd voor kinderen zonder vaste woonplaats (waaronder ook schipperskinderen) een eigen vorm van Bijzonder Lager Onderwijs (BLO) in het leven geroepen. Dit onderwijs op de woonwagenkampen was niet, in tegenstelling tot bovenstaande schets van Tsjechië, per definitie een relatief lagere vorm van basisonderwijs, maar in de praktijk was dat het volgens de onderzoekster wél. De meeste Sinti en Roma kinderen bezochten vanaf toen de kampscholen. Dit was met name het geval in de wintermaanden, want van april tot oktober werd er nog in woonwagens rondgetrokken. Het was niet verplicht om voor de kampschool te kiezen en sommige kinderen zaten buiten het trekseizoen dan ook op een reguliere lagere school. 

Kinderen afkomstig van deze kampscholen, eindigden in de praktijk vaak met een relatief laag schoolniveau en konden daardoor weinig aansluiting vinden binnen het vervolgonderwijs. 

Hoe ging het eraan toe op deze BLO-scholen, ook wel kampscholen? Van der Hulst legt uit dat er eenzelfde curriculum bestond op alle kampscholen. Kinderen hadden een aantekenboekje bij zich, waarmee de onderwijzer kon zien tot waar een leerling was gekomen op een vorige kampschool, om zo het niveau vanaf daar verder op te pakken. Kinderen afkomstig van deze kampscholen, eindigden in de praktijk vaak met een relatief laag schoolniveau en konden daardoor weinig aansluiting vinden binnen het vervolgonderwijs. Met ingang van de Woonwagenwet van 1968 moest de woonwagenbevolking zich gedwongen op een vast kamp vestigen. Vanaf toen gingen Roma en Sinti kinderen langzaam maar zeker naar het reguliere onderwijs.

Groot schoolverzuim

Het verzuim op de scholen was groot en de omvang van de leerlingenpopulatie varieerde sterk. ‘Als kinderen niet op een kampschool verschenen, dan wist niemand waar ze waren.’ Daar werd volgens Van der Hulst ook niet zo erg de hand aan gehouden. ‘Als de leerplichtwet vanaf de jaren ’50 in Nederland al direct strikt gehandhaafd werd, dan waren er meer Sinti en Roma geweest die hoger opgeleid geraakt waren.’ In de jaren ‘90 werden de laatste kampscholen gesloten en pas vanaf die tijd gingen alle Sinti en Roma kinderen naar het reguliere onderwijs. Sindsdien is pas sprake van daadwerkelijke handhaving van de leerplichtwet waar het gaat om Sinti en Roma kinderen (ondanks invoering van de wet in 1901). Het is toen ook onder Sinti en Roma zelf vanzelfsprekend geraakt dat kinderen naar het basisonderwijs gaan. Daarnaast begint het eerste vervolgonderwijs volgens Van der Hulst mondjesmaat vanzelfsprekender te raken. Ook stromen er leerlingen door naar het MBO, HBO of WO. ‘Als je in deze context uitgaat van een tijdspanne van 30 jaar, dan gebeurt er eigenlijk erg veel.’ 

Direct naar reguliere scholen

Anders dan Sinti en Roma die al vóór de 2e W.O. in Nederland woonden, werden Roma kinderen die in de jaren ’70 uit (destijds) Joegoslavië naar Nederland kwamen, na een kleine opstap in een aparte klas, meteen verdeeld over reguliere lagere scholen. Zij hebben nauwelijks op de kampscholen gezeten. Regelmatig worden de Roma die in de jaren ’70 kwamen en Roma die in andere periodes naar Nederland kwamen met elkaar vergeleken. Van der Hulst benadrukt de grote diversiteit binnen alle ‘groepen’ en maakt duidelijk dat ook de onderwijsdeelname sterk kon (en kan) verschillen per familie. Waar het gaat om Roma die in de jaren ’90 zijn gevlucht vanuit Joegoslavië, kan wel worden gezegd dat zij relatief vaak dáár al hoger opgeleid waren. Zij kwamen veelal als gezin (of individueel) en dus niet in grote familieverbanden. Zij waren kennelijk in staat de vlucht naar West-Europa te financieren, in plaats van terecht te komen in één van de vele vluchtelingenkampen op het grondgebied van voormalig Joegoslavië. Van deze Roma is tevens bekend dat zij veelal naar buiten traden als ‘afkomstig uit voormalig Joegoslavië’ en niet als ‘Roma’ zijnde. Dat zou ‘alleen maar ellende brengen’. Ditzelfde geldt voor Roma die pas na 2000 naar Nederland kwamen, met de uitbreiding van de EU-lidstaten. Hieronder bevinden zich ook zeker hoogopgeleide Roma.

Een zaadje geplant 

Pratende over de huidige tijd, is Van der Hulst van mening dat het met Tsjechische Roma in het onderwijs, alles bij elkaar genomen, toch beter gaat dan met Nederlandse Sinti en Roma. ‘Het onderwijsniveau dat gehaald wordt, het absolute én relatieve aantal hoogopgeleiden en mensen met een maatschappelijke loopbaan is hoger in Tsjechië. Ook wordt er meer mee naar buiten getreden.’ Dit is opmerkelijk, aangezien Tsjechische Roma het volgens Van der Hulst veel moeilijker hebben waar het gaat om armoede, segregatie en stigmatisering. Datzelfde geldt voor (fysieke) toegang tot kwalitatief goed onderwijs, omdat Roma ouders in Tsjechië vaak alles op alles moeten zetten om de afstand te overbruggen en hun kind op een school buiten het verder afgelegen ‘getto’ te krijgen. 

Hoe is dit verschil te verklaren? Van der Hulst noemt direct dat in Tsjechië, in tegenstelling tot de situatie in Nederland, de leerplichtwet ook voor Roma kinderen al vanaf 1950 goed werd gehandhaafd. Daarnaast bestonden er voor het deel van de Tsjechische Roma kinderen die destijds naar regulier onderwijs gingen (en dus niet naar het eerdergenoemde speciaal onderwijs) in vergelijking met Nederland nét iets meer doorstroommogelijkheden. Over onderwijs in het algemeen stelt Van der Hulst: ‘wanneer iemand vanuit een lagere sociaaleconomische status (SES) omhoogklimt, is er vaak al in de voorgaande generatie(s) een zaadje geplant. Vaak bestaat er al een wens en tijdens het communisme kon die wens in Tsjechië voor Roma kinderen relatief vaker werkelijkheid worden dan destijds in Nederland.’ 

Rolmodellen en social media 

In Nederland speelt 'rolmodelschap' zich nog vaak binnen bestaande netwerken af. In Tsjechië wordt het al meer naar buiten uitgedragen.

Langzaamaan ziet Van der Hulst een verschuiving ontstaan. Zij ziet dat hoger opgeleide Roma (in Tsjechië meer dan Nederland, zowel absoluut als relatief) langzaamaan iets minder alleen beginnen te staan, omdat ze elkaar via sociale media beter weten te vinden. ‘Je ziet ook een soort buddysysteem ontstaan. Dat bijvoorbeeld een Roma student op de universiteit zich tegenover een Roma scholier opstelt als vraagbaak en vertelt hoe hij/zij zaken heeft aangepakt.’ Van der Hulst stelt dat Roma in Tsjechië relatief vaker een ‘actief rolmodelschap’ op zich nemen. Hierbij wordt volgens haar ook uitgesproken dat deze rolmodellen het begin zijn van een Tsjechische Roma middenklasse. De groep is nog héél klein, maar hij is er, met bijbehorende trots om dit naar buiten te dragen. In Nederland ziet de onderzoekster óók een beginnend ‘rolmodelschap’, maar dat speelt zich vaak nog binnen bestaande netwerken af. ‘Ik ben zelf wel trots op wat ik heb bereikt, maar ik ga me er niet op laten voorstaan’, is een voorbeeld van wat wordt gezegd. 

Ook wanneer geen sprake is van actief rolmodelschap, raken hoogopgeleide Sinti en Roma tegenwoordig veel minder dan voorheen uit beeld van het eigen netwerk. Dit heeft te maken met sociale media, waarop zij vaker in contact blijven staan met uitgebreide familienetwerken. Voorheen kwam het volgens Van der Hulst vaker voor dat iemand die carrière maakte uit het zicht van familie verdween en in de ‘burgermaatschappij’ ook terughoudend was met de Sinti of Roma achtergrond uitdragen, gezien bestaande vooroordelen. 

Er gáát een kantelpunt komen in de onderwijspositie, alleen is de vraag of dat nu al aan de gang is.

Er gáát volgens Van der Hulst een kantelpunt komen in de onderwijspositie, alleen is de vraag of dat nu al aan de gang is. Huidige veranderingen in de maatschappij maken wel dat bepaalde manieren van geld verdienen moeilijker worden, wat de vraag naar onderwijs weer kan beïnvloeden. ‘Verschuivingen die je ziet, zijn bijvoorbeeld dat tegenwoordig groot ontzag bestaat wanneer iemand wél scholing heeft gehad, een baan heeft en van het gespaarde salaris een auto kan kopen. Het gaat dan niet zozeer om de maatschappelijke status, maar om het zich kunnen veroorloven van dergelijke zaken’, aldus Van der Hulst.

Onderwijs is voor ‘gadje’ 

Waarom bestaat er nog altijd een groot wantrouwen richting onderwijs? Van der Hulst begint haar antwoord op deze vraag met de kanttekening dat wantrouwen zich niet tot het onderwijs beperkt. Het speelt ook richting autoriteiten, gemeenteambtenaren en de burgermaatschappij in z’n geheel. Het wantrouwen komt op zijn beurt voort uit een lange geschiedenis van vervolging, discriminatie en stigmatisering. Volgens de onderzoekster bestaat er bij velen (met name oudere generaties) nog altijd een houding dat ‘onderwijs niet voor ons is, maar voor gadje (niet-Roma)’. Hoe hoger iemand in het onderwijs opklimt, hoe meer banden met de burgermaatschappij en hoe meer er gevonden kan worden dat iemand bij de ‘gadje’ gaat horen, zegt Van der Hulst. 

Wantrouwen richting de maatschappij komt ook voor bij andere minderheidsgroeperingen. ‘Desondanks bestond bij veel Turkse en Marokkaanse ouders in de jaren ’80 en ’90 de overtuiging dat hun kinderen het maatschappelijk beter moesten krijgen dan zijzelf en dat onderwijs de weg daar naartoe vormt.’ Volgens Van der Hulst is dit onder Sinti en Roma tot op heden minder het geval. Toch zijn ook in deze kringen voorzichtig meer ouders die zeggen dat het onderwijs de enige manier is om een andere toekomst te krijgen voor de gemeenschappen. 

Terug naar de schoolbanken

Wat kunnen we van Tsjechië leren? Van der Hulst legt uit dat de schoolsystemen van beide landen sterk verschillen. In Tsjechië maak je pas op je 15e de keuze naar theoretisch of praktisch vervolgonderwijs. In Nederland wordt hierin al op je 12e een keuze gemaakt, wat volgens de onderzoekster té vroeg is. Dit zou met name voor kinderen van ouderen die zelf niet of nauwelijks opleiding genoten hebben nadelig zijn, omdat bekend is dat zij vaker onterecht een lager schooladvies krijgen en hun ouders op theoretisch onderwijsgebied vaak minder steun kunnen bieden. 

Ten tweede wijst Van der Hulst op de mogelijke wens om op latere leeftijd door te studeren. Volgens haar hebben veel Roma met de leeftijd van zo’n 40 tot 60 jaar én een ‘midden-categorie’ opleidingsniveau, dit niveau vaak pas op latere leeftijd bereikt. Het gaat dan, zowel in Nederland als in Tsjechië, om Roma die vaak jong kinderen hebben gekregen en waarvan de ouders weinig acht sloegen op het onderwijs. ‘Iemand die alsnog op latere leeftijd weer met school begint, heeft vaak vroeger een betrokken leerkracht gehad bij wie het aan het hart ging dat een kind dat zó goed kon leren stopte met onderwijs. Een leerkracht die iets in hem of haar heeft gezien en destijds met de familie hierover sprak, kan dan net het duwtje zijn en de aanleiding vormen om de draad op te pakken.’ Van der Hulst heeft de indruk gekregen dat het volgen van onderwijs op een latere leeftijd (tussen eind 20 en 40 jaar) in Tsjechië toegankelijker en goedkoper is. In Nederland is dit vaak erg duur en niet te betalen voor mensen zonder hoog inkomen. De huidige jonge generatie hoger opgeleide Sinti en Roma daarentegen zijn wél direct doorgestroomd na hun schooltijd. 

Voorzichtig vooruit 

Al met al is duidelijk geworden dat in de nabije toekomst nog veel winst te behalen valt, maar dat de huidige bewegingen ook niet onderschat mogen worden. Van der Hulst ziet voorzichtige verschuivingen en de tijd gaat het uitwijzen of dit betekent dat een kantelpunt al gaande is. 

Interesse in het proefschrift van dr. Anita van der Hulst? Deze is online te bestellen

Meer weten over Sinti en Roma in het onderwijs?

  • Bekijk de website van platform Onderwijs aan Woonwagen-, Roma- en Sintikinderen: OWRS 
  • Praktijkvoorbeeld van Sintezza Nadine Rosenberg over haar functie als ‘intercultureel intermediair onderwijsassistent’: Lees het interview 
  • Subsidieregeling voor Sinti en Roma leerlingen in het primair onderwijs: Bekijk het hier 

Meer informatie?Neem contact op met:

Daphne van Eden

icon_chevron Stuur een e-mail
icon_chevron 030-7892093
Afbeelding