'Schoolsysteem laat talent onbenut'

Op 27 november 2015 was de Nacht van de Rechtsstaat. Thema: uitsluiting en de rechtsstaat. In de aanloop naar 'De Nacht' arrangeerde Kennisplatform Integratie en Samenleving een aantal vraaggesprekken over dit thema. De eerste was tussen rechtsonderzoeker Sohail Wahedi en Maurice Crul, hoogleraar Diversiteit in het onderwijs. Zij zetten het vergrootglas vooral op institutionele uitsluiting in het onderwijs.

Artikel
Jeugd en opvoeding

Wahedi: Hoe komt het dat er, al dan niet ongewild, institutionele uitsluiting bestaat en hoe dient er bij het constateren hiervan vanuit de democratische rechtsstaatgedachte op gereageerd te worden?
Crul: ‘Institutionele uitsluiting vindt doorgaans niet opzettelijk plaats. Wat bijvoorbeeld vrij precair is, is de situatie van AMV’s [Alleenstaande Minderjarige Vluchtelingen, red.]. Hoe getalenteerd ze ook zijn, het schoolsysteem is er onbewust zo op ingericht dat zij alleen aan het laagste onderwijsniveau niveau kunnen deelnemen. Het is extra treurig omdat wij er ook veelal niet van bewust zijn dat dit gebeurt. Hiermee wordt enorm veel talent verspild. Ook was ik mij er niet van bewust dat onderwijs zodanig is ingericht voor AMV-jongeren, dat zij om bureaucratische redenen per definitie op de laagste vorm van onderwijs moeten starten. Ik ben per toeval op deze situatie gewezen doordat een promovendus van mij, die zelf AMV is geweest, een onderzoek ging doen naar school en arbeidsmarkt loopbanen van AMV’s.'

'Ongeacht hun intelligentie komen alleenstaande minderjarige vluchtelingen in de laagst mogelijke vorm van onderwijs terecht'

Kunnen we zeggen dat AMV’s op institutioneel niveau worden geconfronteerd met uitsluiting?
‘Als je kijkt naar de maatregelen die op beleidsniveau getroffen zijn voor deze groep vreemdelingen dan zien we inderdaad dat er groepsuitsluiting plaatsvindt. Dat wil zeggen: de jongeren krijgen eerst basis taalonderwijs, vervolgens stromen zij door hun geringe taalvaardigheid bijna allemaal in op het laagste niveau van het vmbo dat alleen toegang geeft tot mbo-niveau 1. Dat vindt vrij categorisch plaats. Dus ongeacht hun intelligentie, komen deze jongeren in de laagst mogelijke vorm van onderwijs terecht. De meeste jongeren op mbo-niveau 1 hebben of ernstige leer of gedragsproblemen. Niemand heeft opzettelijk bepaald dat alle AMV’s richting mbo-1 of 2 moeten, maar de inrichting van het onderwijsstelsel voor AMV’s heeft dit wel tot uitkomst. Het gevolg is dat zij worden uitgesloten om onderwijs te volgen dat passend is bij hun niveau. Daar komt bij dat AMV’s ouder dan 18 jaar zonder een verblijfsvergunning geen onderwijs mogen volgen. Op het moment dat ze een verblijfsvergunning krijgen is de boodschap: je bent nu zelfstandig en je moet je eigen geld verdienen, dus ga werk zoeken. De uitkomst van de procedure leidt dus tot institutionele uitsluiting. Wat ik wel zie is dat de mensen die dit hebben meegemaakt langzaam maar zeker op posities terechtkomen die het hen mogelijk maakt deze vormen van institutionele uitsluiting aan de kaak te stellen.’

Wat is de Nacht van de Rechtsstaat?
De Nacht van de Rechtsstaat is een evenement met onder meer debatten en lezingen waar vanuit het perspectief van de rechtsstaat actuele vraagstukken tegen het licht worden gehouden. 'De Nacht' beleefde op 27 november 2015 zijn vijfde aflevering, een lustrumeditie dus. Kennisplatform Inclusief Samenleven nam dat jaar, samen met partners Tilburg University en het Genootschap Felix Meritis, de organisatie ervan voor zijn rekening.

De onderwijssituatie van AMV’s is een herkenbaar voorbeeld, dat mij eigenlijk bij een andere misschien wel vergelijkbare kwestie brengt. We weten dat er sprake is van onderadvisering bij allochtone leerlingen. Van ingrijpen op beleidsniveau is geen sprake. Ik moet ook steeds denken aan mijn juffrouw van groep 8 die altijd fel reageerde als ik zei dat ik de ambitie heb om naar het vwo te gaan. ‘Nee jongen dat is niet vwo, dat is het vmbo!’, hoor ik haar nog zeggen tegen mij. Hoe verklaart u zoiets?
‘Het uitblijven van een stevige reactie in de kwestie onderadvisering wordt veroorzaakt doordat alle partijen die hiervoor gaan het liefst de andere kant opkijken. Beleidsmakers willen hun vingers hier niet aan branden. Het is tevens een zeer gevoelige kwestie voor scholen, zij willen niet worden aangesproken om mogelijke vormen van ongelijke behandeling of verkeerde inschattingen. Ook voor de politiek is dit een gevoelige kwestie. Een aantal jaren geleden liet de overheid onderzoek doen naar het bestaan of ontbreken van onderadvisering bij allochtone kinderen. Dit naar aanleiding van een eerder uitgevoerd Amsterdams onderzoek. De uitkomst was dat er bij sommige allochtone jongeren sprake was van onderadvisering en bij andere allochtone jongeren sprake van overadvisering. De conclusie was dat er dus per saldo niets aan de hand was. Als iemand een lager advies krijgt, dan wordt dit gecompenseerd door een ander die een te hoog advies kreeg was de reactie van de overheid naar aanleiding van dat onderzoek. Eigenlijk werd er gezegd als Aisha een te laag advies heeft gekregen dat het niet erg is omdat Reduan een te hoog advies heeft gekregen. Hiermee gaat men eigenlijk volledig voorbij aan de gevolgen voor het te lage advies voor Aisha. Beter was geweest om te zeggen dat het blijkbaar moeilijker is voor leerkrachten om een goed advies te geven bij allochtone leerlingen. Maar daarmee zou men moeten erkennen dat er probleem is.'

Wahedi en Crul

Hoe zou het talent van allochtone leerlingen beter benut kunnen worden?
‘De huidige situatie betekent in feite dat scholen niet goed in staat zijn om advies te geven aan hun allochtone leerlingen. De helft van allochtone studenten die onderwijs genieten in het hoger onderwijs, is op deze positie terecht gekomen via de zogenoemde lange route. Zij zijn verkeerd ingeschat door hun leerkrachten op de basisschool en moesten zichzelf opwerken binnen het onderwijs. We zouden moeten erkennen dat Cito niet doet wat hij moet doen. Een groot potentieel getalenteerde groep wordt hiermee op achterstand gezet. Dit willen de beleidsmakers niet horen, de scholen niet en evenmin onze politici. Als gevolg hiervan lopen allochtone jongeren vaak een onnodige vertraging op in hun onderwijscarrière, dit kan gevolgen hebben voor hun kansen op de arbeidsmarkt.’

Hoe denkt u dat dit in de toekomst ontwikkelt?
‘Er is een groeiende groep jongeren die dit niet meer accepteert. Een nieuwe generatie allochtonen die zelf deze vorm van uitsluiting heeft ervaren. Zij zeggen heel duidelijk: wij willen niet dat onze kinderen dit ook meemaken. In het verleden hoorde je de klacht dat allochtone ouders geen belangstelling tonen voor de ouderenavond, nu hoor je de klacht dat deze ouders te mondig zijn geworden.'

'Bij de witte top ontbreekt  zelfreflectie: wat gaat er mis dat men niet kiest voor een allochtone kandidaat?'

Iets anders: jonge delinquenten ervaren vaak vormen van uitsluiting in verband met hun verleden en kunnen zo niet volledig deelnemen aan de samenleving. Hoe zou de rechtsstaat hiermee om moeten gaan?
‘Ik denk aan een mentaliteitswijziging, die nu overigens al plaatsvindt. Zo blijkt bijvoorbeeld een op de drie vrouwen van Marokkaanse afkomst binnen het academisch onderwijs, rechten studeert. Dat heeft mogelijk te maken met een soort van rechtvaardigheidsgevoel. Als zij later binnen de rechtspraktijk opereren als advocaat, rechter of officier van justitie, dan zal dat zeker gevolgen hebben voor de praktijk van uitsluiting.'

Zoals we aan het begin opmerkten, vindt uitsluiting op institutioneel niveau vaak onbedoeld en niet-opzettelijk plaats. Welke mechanisme gaat hierachter schuil?
‘Ik zal het illustreren aan de hand van de recruitmentpraktijk voor nieuwe promovendi. De meeste allochtone studenten missen een netwerk die hen kan wijzen op de kleine nuances die het beslissende verschil maken bij een succesvolle sollicitatie. Bijvoorbeeld buitenlandervaring, actief geweest zijn binnen een vereniging als penningmeester of commissielid. Met alleen hoge cijfers red je het niet. Daarnaast zijn allochtone kandidaten vaak ouder. Dit is het gevolg van de praktijk van stapelen. Enerzijds denkt de potentiële werkgever dat de kandidaat een doorzetter is. Anderzijds heeft de kandidaat vaker gestapeld, dus dan is bij sommigen de redenering of iemand die begonnen is op het vmbo wel slim genoeg is om de uitdagingen van een promotietraject aan te gaan. Dan maar kiezen voor het relatief veilige optie: iemand uit eigen bekende kring van blanke studenten, die niet hebben gestapeld en wel extra activiteiten hebben ondernomen naast hun studie. Bij de witte top ontbreekt er aan zelfreflectie: wat gaat er mis dat men niet kiest voor een allochtone kandidaat? Zo’n vraag stellen wordt al vaak als een aanval opgevat.’

Sohail Wahedi studeerde Nederlands recht aan de Universiteit Utrecht. Hij is als onderzoeker verbonden aan Erasmus School of Law. Wahedi doet onderzoek naar de verhouding tussen recht, religie en religieuze praktijken die binnen liberale democratieën niet langer als zonder meer toelaatbaar worden beschouwd.

Maurice Crul is hoogleraar Diversiteit en onderwijs aan de Vrije Universiteit. Zijn onderzoek richt zich op de positie van de tweede generatie jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst binnen het onderwijs.

 

Interessant?
Lees dan ook onze andere artikelen en publicaties over onderwijs en arbeidsparticipatie.