Slechte arbeidsmarktpositie buiten-Europese werkzoekenden

De arbeidsmarkt lijkt onverzadigbaar. Toch zijn er ook groepen die niet of moeilijk aan het werk komen. De achterstanden concentreren zich voornamelijk bij werkzoekenden met een buiten-Europese achtergrond. Dat blijkt uit de tweede meting van de ‘monitor gelijkwaardige kansen’ van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Artikel
Werk

Uit de monitor komt naar voren dat de arbeidsmarktpositie van buiten-Europese werkzoekenden tussen 2006 en 2021 niet structureel is verbeterd. Hiermee bevestigt de monitor het bestaande beeld en de behoefte aan beleidsmatige inzet op een meer inclusieve arbeidsmarkt. Het ministerie SZW zet zich daar middels onder meer de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA) voor in.

'Het doel van de werkagenda VIA is om de komende jaren met concrete activiteiten gezamenlijk te komen tot structurele verbetering van de arbeidsmarktkansen en –posities van mensen met een migratieachtergrond. Daarbij worden inzichten uit onderzoek toegepast', aldus Victor Hoornweg, adviseur bij Significant Insights, dat de monitor voor het ministerie maakt. 'Denk hierbij aan het objectiveren van de werving en selectie bij werkgevers, of de begeleiding van werkzoekenden die uit de bijstand komen.'

Achterstand

De achterstand op de arbeidsmarkt is groter bij de eerste dan bij de tweede generatie werkzoekenden met een buiten-Europese achtergrond. Zij hebben achterstanden op het terrein van onderwijs (niveaus, doorstuderen, uitval), bij het vinden van een stage, op de ‘werkvloer’ (baanzekerheid, inkomen), in de sociale zekerheid (percentages en uitstroom naar werk) en bij algemene arbeidsmarktindicatoren (werkloosheid, participatie).

De achterstanden nemen in het algemeen af als gecorrigeerd wordt voor achtergrondkenmerken en bij een aantal indicatoren verdwijnen ze helemaal, maar bij veruit de meeste onderzochte indicatoren blijven de achterstanden ook na correctie substantieel. Hiermee kan dus geconcludeerd worden dat er voor deze groepen op de meeste van de onderzochte indicatoren geen sprake is van een evenredige arbeidsmarktpositie.

Structureel lager inkomen

Hoornweg: 'Als je bijvoorbeeld kijkt naar het primair inkomen, gecorrigeerd voor inflatie. Het primair inkomen van burgers met een eerste generatie migratieachtergrond van buiten Europa is structureel 12.000 euro lager dan het gemiddelde van de bevolking. Voor een deel valt dit te verklaren door achtergrondkenmerken zoals leeftijd, geslacht, inkomen ouders en opleiding. Maar zelfs als we corrigeren voor zulke achtergrondkenmerken, dan is het inkomen van de groep eerste generatie buiten-Europees alsnog 4.000 euro lager dan gemiddeld.'

Op andere indicatoren dan inkomen is zelfs sprake van een verslechtering van de positie van de eerste generatie met een Europese migratieachtergrond. Dit is met name het geval op de indicatoren in het onderwijs (onderwijsniveaus, doorstuderen, uitval) en op de werkvloer (baanzekerheid, doorstroom). Deze verslechtering zien we niet of nauwelijks bij indicatoren over werkloosheid en sociale zekerheid.

Coronacrisis

De coronacrisis heeft de grotere conjunctuurgevoeligheid van de buiten-Europese groep bevestigd. Deze groep merkt het als eerste wanneer het slecht gaat met de economie. Zo is er bij verschillende indicatoren in 2020 (coronajaar) een bovengemiddelde achteruitgang bij de eerste en de tweede generatie buiten-Europees. Denk hierbij aan indicatoren over werkloosheid en sociale zekerheid.

In 2020 neemt werkloosheid onder personen met een buiten-Europese achtergrond bijvoorbeeld harder toe dan gemiddeld, ook als we rekening houden met persoonskenmerken. Dit was ook al het geval ten tijde van de laatste economische crisis. In de particuliere sector raakten in de hoogconjunctuur mensen met een migratieachtergrond ook al vaker hun baan kwijt dan mensen zonder migratieachtergrond (ook als rekening wordt gehouden met persoonskenmerken).

Tussen 2006 en 2021 is het percentage met een vast contract bij burgers zonder migratieachtergrond met 4,9 procentpunt afgenomen. Bij de tweede generatie buiten-Europees was de afname 6,6 procentpunt, bij de eerste generatie buiten-Europees 7,3 procentpunt.

Verschil eerste en tweede generatie

Over het algemeen zijn de arbeidsmarkt-achterstanden van de eerste generatie groter dan die van de tweede generatie. Zo behaalt de tweede generatie vaker een havo en vwo diploma dan de eerste generatie, en hebben ze gemiddeld genomen hogere participatiegraad en een hoger uurloon. De tweede generatie is gemiddeld genomen ook minder vaak werkloos dan de eerste generatie. Dit is in lijn met eerder onderzoek.

De groep met een buiten-Europese migratieachtergrond heeft bovengemiddeld vaak een socialezekerheidsuitkering. De groep met een buiten-Europese achtergrond weet ook minder vaak een baan te vinden vanuit de sociale zekerheid.

Positieve ontwikkelingen 

De monitor laat ook enkele positieve ontwikkelingen zien. Zo neemt de arbeidsparticipatie toe onder drie van de vier groepen met een migratieachtergrond: beide generaties Europees en de tweede generatie buiten-Europees. Ook is er bij de eerste generatie buiten- Europees sprake van een stijging van uurlonen en verbetering van de kans op het vinden van een baan na afronden van een master.

Gemiddeld genomen doet de tweede generatie het dus beter, maar er zijn ook specifieke subgroepen waar dit niet het geval is, bijvoorbeeld de lager- en middelbaar opgeleiden. Bij lager opgeleiden is de tweede generatie vaker werkloos dan de eerste, en bij middelbaar opgeleiden heeft de tweede generatie meer moeite met vinden van stage en baan dan de eerste. Dit is tegen de verwachting in, en dus niet in lijn met het algemene beeld. Er kan daarom niet gesproken worden van een structurele verbetering van de arbeidsmarktpositie van deze groep.

Victor Hoornweg wijst tot slot nog op een opvallend inzicht uit de monitor: 'Burgers met een migratieachtergrond verliezen vooral in de particuliere sector sneller dan gemiddeld een baan. Dit onderstreept het belang van een inclusiever bedrijfsklimaat. ‘SER Diversiteit in bedrijf’ en ‘Talent is belangrijk’ van de VIA helpt ondernemers daarbij.'