Transformatie jeugdzorg kan baat hebben bij eigen voorzieningen migranten

Migrantenorganisaties kunnen een rol kunnen spelen bij het bereiken van jongeren en ouders. Dat sluit aan op de uitgangspunten van de transformatie jeugdzorg waar begrippen als eigen kracht en versterken van het netwerk een centrale rol spelen. Maar biedt de inzet van deze organisaties alleen kansen of zijn er ook risico’s aan verbonden? Rob Gilsing deed, samen met Mehmet Day en Trees Pels, hier (literatuur)onderzoek naar.

Artikel

Het aantal migrantenorganisaties in het jeugddomein neemt toe, stellen de onderzoekers. Een van de redenen daarvoor is dat de huidige voorzieningen voor jeugd en gezin migrantengroepen onvoldoende weten te bereiken en te bedienen. De eigen organisaties komen volgens het onderzoek tegemoet aan de lacune die ontstaat omdat algemene instellingen (nog) geen antwoord hebben op specifieke behoeften bij migrantengezinnen, ook op cultureel en religieus vlak. Verder bieden deze organisaties een hulpaanbod met een eigen karakter, dat deels mogelijk ook beter vanuit de gemeenschappen zelf kan worden georganiseerd vanwege de daar aanwezige (ervarings)deskundigheid.

Kans of risico?

'We zijn geen organisatie tegengekomen die uitsluitend gericht is op bonding. Er ligt zeker vaak het accent op,  maar alle organisaties zijn ook gericht op de Nederlandse samenleving.'

De vraag is of dit een risico vormt of juist kansen biedt, zowel voor burgers met een niet-westerse herkomst als voor de Nederlandse samenleving. De onderzoekers maken bij hun literatuurstudie gebruik van de begrippen ‘bonding’ en ‘bridging’ van de socioloog Robert Putman. Bonding wil zeggen dat mensen vooral verbindingen leggen binnen de eigen groep met het risico dat ze verder af komen te staan van de reguliere samenleving. Bridging houdt in dat de organisaties bruggen bouwen naar andere groepen. Gilsing: 'We zijn in onze studie geen organisatie tegengekomen die uitsluitend gericht is op bonding. Er ligt zeker vaak het accent op, maar alle organisaties zijn in meer of mindere mate ook gericht op de Nederlandse samenleving.'

Een mooi voorbeeld vindt Gilsing i-psy dat zich bezig houdt met de geestelijke gezondheidszorg voor burgers met een migrantenachtergrond. 'De reguliere ggz-organisaties weten jongeren van niet-westerse herkomst in beperkte mate te bereiken. I-psy lukt dat wel en biedt zo nodig behandeling. De organisatie richt zich in het geheel niet op ‘bonding’ of behoud van de culturele identiteit, maar op een cultureel sensitieve manier van behandelen.'

Bonding speelt wel de hoofdrol bij sommige andere organisaties, onder andere in het onderwijs. 'Als je bijvoorbeeld kijkt naar het moskee-onderwijs, dan zie je dat de relatie met het reguliere onderwijs beperkt is en de ontwikkeling van de eigen culturele en religieuze identiteit centraal staat. Dat kan bijdragen aan de vorming van kinderen, maar brengt wel het risico met zich mee dat zij verder af komen te staan van de reguliere samenleving.'

Afstand overbruggen

Bridging zien de onderzoekers vooral bij organisaties die actief zijn in de preventie. Dit type eigen voorzieningen legt zich vooral toe op het bereiken en bedienen van gezinnen en jeugdigen die anders niet in het vizier van reguliere hulp komen. Ze overbruggen de afstand naar de reguliere hulp en leiden gezinnen en jeugdigen met een migrantenachtergrond ook toe naar de reguliere voorzieningen.

Die wetenschap kan bijzonder nuttig zijn in de huidige transformatie van de jeugdzorg. Gemeenten investeren veel in wijkteams - die overigens in bijna elke gemeente een andere naam hebben - om jongeren en gezinnen zo nodig preventieve hulp te bieden. Gilsing: 'Je ziet nu dat relatief veel cliënten met een niet-westerse herkomst bij de jeugdbescherming en de jeugdreclassering terechtkomen. Dat zijn de zwaardere vormen van jeugdzorg. Er is dus heel veel te winnen als wijkteams samenwerken met de eigen voorzieningen om biculturele jeugd en hun ouders, elk vanuit hun eigen kracht, beter te bereiken en te bedienen.'

Het past volgens Gilsing ook in de filosofie achter de transformatie. De overheid legt daarbij steeds meer de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid, de eigen kracht en het gebruik van het eigen sociale netwerk. De eigen voorzieningen van burgers met een niet-westerse herkomst geven vorm aan die eigen verantwoordelijkheid en zorgen nu juist voor die eigen kracht en de versterking van het netwerk. Het ligt dan ook voor de hand om te investeren in samenwerking. Hiermee kan ook worden bijgedragen aan het indammen van het risico van segregatie die de vorming van eigen organisaties met zich mee kan brengen.