Vernieuwde Buurtmonitor biedt duidelijker zicht op integratie

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het integratiebeleid, maar moesten het tot voor kort doen met globale cijfers die de lokale situatie onvoldoende in beeld brachten. De Buurtmonitor Integratie, zeker in zijn vernieuwde vorm, biedt oplossing. Aan de hand van een aantal kernelementen geeft zij inzicht in de ontwikkeling van het integratieproces in de 408 gemeenten en ruim 12 duizend buurten die ons land rijk is.

Artikel
Integratie- en inburgeringsbeleid

Een van de voornaamste taken van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij het integratiebeleid bestaat uit het leveren van kennis. Binnen dat kader besloot het ministerie in 2014 tot ontwikkeling van een instrument dat bruikbare informatie verschaft aan degenen die het integratiebeleid sinds tien jaar praktisch vorm moeten geven en uitvoeren; de gemeenten. Dat door SZW samen met ABF-Research ontwikkelde instrument - de Buurtmonitor Integratie - is onlangs vernieuwd waardoor de ontwikkeling van integratie nog beter in beeld gebracht kan worden.

 

 
 

Evidence based beleid

Arjen Verweij, de projectleider van het ministerie, is tevreden met de vernieuwing van de monitor. ‘Het door ons ontwikkelde instrument was gebaseerd op indicatoren met een beschikbaarheid van één jaar. Nu kunnen we beschikken over meerjarige registergegevens over onder meer werkloosheid, onderwijs en huisvesting en kunnen we terug kijken tot 2009.'

Doordat een terugblik mogelijk is geworden, kan de monitor op meerdere momenten de posities van de verschillende migrantengroepen op de zeven onderscheiden thema’s in kaart brengen. Ofwel, ze geeft aan of de positie van migranten op de gebieden van demografie, onderwijs, arbeid en inkomen, wonen en woonomgeving, zorg en welzijn en criminaliteit in de loop der tijd verschuift in de richting van die van de autochtone bevolkingsgroepen. Verweij: ‘De essentie van de Buurtmonitor is dat ze meet of beleid de evenredigheid en later gelijkheid van posities naderbij brengt en biedt daardoor handvatten aan gemeenten om hun beleid evidence based op te tuigen en te evalueren.’

Een voorbeeld: een gemeente wil weten hoe hoog de werkloosheid onder migranten binnen haar grenzen is. Die kan zich verlaten op de globale, landelijke cijfers van het CBS, al dan niet gekoppeld aan data uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Dat levert voor de betrokken gemeente echter een onvolledig beeld op, want onder de deelnemers aan EBB zijn slechts weinigen met een migratieachtergrond. ‘Doordat wij voor de monitor de globale CBS-data koppelen aan de gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen, komen we al een stuk dichter bij een goede indicatie van werkloosheid onder (migranten)groepen, vooral in tijd.’

Beperkt aantal indicatoren

De grootste opgave waarvoor de makers van de Buurtmonitor Integratie zich indertijd zagen gesteld, was uit welke indicatoren zij moesten kiezen om een bruikbaar meetinstrument op te stellen. Verweij:  ‘Een lijst van 150 indicatoren die van alles zegt over de stand van de integratie zou geen zin hebben, de gemiddelde gebruiker raakt er alleen maar gedesoriënteerd door. Het ging er dus om een instrument te maken dat een slank, gereduceerd beeld van de integratie schetst op basis van een aantal kernelementen van integratie.’

De Buurtmonitor Integratie, nu meer dan een jaar in werking, bevat vooral informatie over wat de ‘harde kant’ van integratie wordt genoemd. ‘En daarbij hebben we er voor gekozen om de relevante indicatoren ten opzichte van elkaar geen gewicht toe te kennen, de een weegt niet meer dan de ander. Door de scores op alle indicatoren bij elkaar op te tellen, ontstaat een beeld van het integratieproces.’

Buurt en wijk als uitgangspunt

Een andere uitdaging voor de makers van de monitor bestond uit de keuze van het schaalniveau. Van welk niveau moesten zij uitgaan, het landelijke of het gemeentelijke? Verweij: ‘Integratiebeleid dat exclusief uitgaat van de globale cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, zit er per definitie extreem naast.’ Dat komt, aldus Verweij, omdat migranten ongelijkmatig over Nederland verspreid zijn. Ze wonen vooral in de Randstad, vaak geconcentreerd in bepaalde buurten van de grote steden.

Het gemeentelijke schaalniveau lijkt daarmee voor de hand te liggen, maar neem Den Haag, de meest gesegregeerde stad van Nederland. In Benoorden Hout wonen ongetwijfeld mensen met een migratieachtergrond, maar dat zijn voornamelijk westerse migranten met een expatachtergrond. In de Schilderswijk daarentegen hebben de meeste een niet-westerse herkomst. Ook in andere steden is een dergelijk patroon te herkennen. Gemeenten gaven in gesprek met de makers van de Buurtmonitor Integratie aan dat zij met name informatie op buurtniveau wensten. ‘Of zoals vele gemeentelijke beleidsmakers ons lieten weten: “buurten en wijken zijn onze beleidseenheden”.’

Dezelfde taal spreken

De Buurtmonitor Integratie is een instrument met meerdere lagen geworden: het toont hoe buurten zich tot elkaar verhouden, hoe een buurt zich verhoudt tot het stedelijk gemiddelde en hoe het stedelijke gemiddelde zich tot het landelijke verhoudt. Het laat met andere woorden zien in welke mate de werkloosheid onder mensen met een Antilliaanse achtergrond hoger in bepaalde buurten van een stad is ten opzichte van het stedelijke gemiddelde én landelijke gemiddelde van die groep.

Een extra winst is, aldus Verweij, dat de Buurtmonitor Integratie ertoe leidt dat de beleidsactoren dezelfde terminologie en dezelfde cijfers hanteren. ‘Doordat partijen dezelfde taal spreken en de cijfers niet meer ter discussie staan, gaat het debat alleen nog maar waar het uiteindelijk ook over zou moeten gaan, het vinden van oplossingen en betere integratie van migranten in Nederland.'