Vluchtelingen aan het werk: 4 aanbevelingen voor gemeenten

Gemeenten schatten dat zo’n 60% van de vluchtelingen pas kans op werk heeft na het volgen van een aanvullende opleiding of het doen van vrijwilligerswerk. Daarbovenop is dertig procent volgens gemeenten niet bemiddelbaar naar werk. Dat blijkt uit een enquête van Kennisplatform Inclusief Samenleven waarin bijna 200 gemeenten zijn vertegenwoordigd. De onderzoekers doen op basis van de resultaten aanbevelingen voor gemeenten.

Artikel
Werk

1. Ga eerder aan de slag en kijk per groep wat er nodig is

Op dit moment start ruim een derde van de gemeenten (36%) pas na afronding van de verplichte inburgering met activiteiten voor arbeidstoeleiding. Hierdoor gaat veel tijd verloren, zo vinden ook gemeenten zelf. Onderzoeker Inge Razenberg (Kennisplatform Inclusief Samenleven/Verwey-Jonker Instituut): ‘Gemeenten lijken zich er in toenemende mate van bewust dat zij snel moeten starten en dat een intensieve en integrale aanpak nodig is voor de integratie van vluchtelingen. Wij adviseren om hiervoor snel de samenwerking te zoeken met onderwijsinstellingen, werkgevers en maatschappelijke organisaties.’ Gemeenten verwachten veel van de zogenoemde ‘duale trajecten’: het gelijktijdig inzetten van bijvoorbeeld inburgering en vrijwilligerswerk, of het volgen van een opleiding en werk.

De vluchtelingen die in Nederland wonen, zijn vanzelfsprekend geen homogene groep. ‘Dit betekent dat er verschillende integratieroutes naar regulier werk van toepassing zijn. Kijk daarom per groep wat die nodig heeft. De gemeente heeft daarvoor informatie nodig over het opleidingsniveau, de werkervaring, competenties en wensen ten aanzien van werk en de gezondheid. Hierdoor kan snellere en betere matching met werkgevers plaatsvinden.’ Uit de enquête komt naar voren dat slechts 16% van de gemeenten zegt voldoende te weten van de statushouders om te kunnen bemiddelen naar werk. Gemeenten willen kunnen beschikken over alle informatie die relevant is voor de arbeidstoeleiding van statushouders, waaronder de beheersing van het Nederlands, en ze willen hier ook op kunnen sturen om een integrale aanpak te kunnen realiseren. Daarom wil drie kwart van de gemeenten regie op de inburgering kunnen voeren.

2. Werk intensief samen met werkgevers om werk(ervarings)plaatsen te creëren

'Faciliteer ontmoetingen tusesn bedrijven zodat ze ervaringen kunnen uitwisselen'

Hoewel 60% van de gemeenten al contacten heeft met werkgevers over statushouders, leven er veel vragen over de samenwerking met werkgevers. Razenberg licht toe: ‘Dit blijkt ook uit het gegeven dat de meeste instrumenten voor arbeidstoeleiding die gemeenten inzetten, gericht zijn op de statushouders en niet zozeer op de werkgevers. Hier ligt een kans voor gemeenten om werkgevers te faciliteren om vluchtelingen in dienst te nemen. Gemeenten geven zelf ook aan hier kansen te zien.’ De onderzoeker raadt gemeenten aan om met werkgevers in gesprek te gaan en te inventariseren wat zij nodig hebben om statushouders werk te bieden. ‘Durf als gemeente hiermee te experimenteren. Onderzoek hoe je bedrijven over de streep kunt trekken en faciliteer ontmoetingen tussen bedrijven zodat ze ervaringen hierover kunnen uitwisselen.’

Opvallendste resultaten uit de enquête:

  • Gemeenten schatten dat ongeveer 60% van de vluchtelingen pas kansen op de arbeidsmarkt heeft na het volgen van een (aanvullende) opleiding, of door activeringsactiviteiten, zoals vrijwilligerswerk
  • 30% van de vluchtelingen is volgens gemeenten niet bemiddelbaar naar werk
  • 72% van de gemeenten heeft specifiek beleid om vluchtelingen met een status aan het werk te helpen, of heeft dat in ontwikkeling
  • Twee derde van de gemeenten stelt dat er op dit moment onvoldoende geschikt werk is in hun regio
  • Slechts 16% van de gemeenten zegt voldoende te weten van de statushouders om te kunnen bemiddelen naar werk
  • Gemeenten willen snel(ler) beginnen met arbeidstoeleiding: nu wacht ruim een derde hiermee tot de statushouder de verplichte inburgering heeft afgerond
  • 85% van de gemeenten geeft aan dat er voldoende politiek draagvlak en politieke wil aanwezig is in de gemeente om de arbeidstoeleiding goed te organiseren

3. Zie het leren van de Nederlandse taal als onderdeel van het traject naar werk

Vluchtelingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen inburgering, waaronder het leren van de Nederlandse taal. Volgens gemeenten is het taalniveau na het volgen van de verplichte inburgering vaak niet goed genoeg om te gaan werken. Als belangrijkste knelpunt voor de werkkansen noemen gemeenten het gebrek aan Nederlandse taalvaardigheid. ‘Taal leer je natuurlijk het beste in de praktijk. Laat vluchtelingen daarom in een praktische setting de Nederlandse taal beter leren, bijvoorbeeld via een opleiding of stage’, zegt Razenberg. Gemeenten kunnen zelf het goede voorbeeld geven door in de eigen organisatie plaatsen te creëren waarin statushouders in aanraking komen met de Nederlandse taal en de arbeidsmarkt.

4. Maak gebruik van goede en slechte ervaringen in andere gemeenten

Meer dan de helft van de gemeenten zijn al bezig met het ontwikkelen van plannen om vluchtelingen aan het werk te krijgen, vertelt Razenberg. Hoewel de lokale context vraagt om een lokale aanpak, kunnen gemeenten veel leren van elkaars ervaringen. Hiervoor kunnen ze gebruikmaken van het OndersteuningsTeam Asielzoekers en Vergunninghouders (OTAV) en de Werkwijzer Vluchtelingen van de SER.

Ook op deze website kunnen gemeenten terecht voor goede voorbeelden. Razenberg: ‘We gaan een aantal voorbeelden in gemeenten uitdiepen. Wat zijn de werkbare elementen van hun aanpak en onder welke voorwaarden zijn ze succesvol?’

Over het onderzoek
Kennisplatform Inclusief Samenleven heeft dit onderzoek in samenwerking met Divosa uitgevoerd. Ook is nauw samengewerkt met partners als het UAF, VluchtelingenWerk, de SER, VNG en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 110 respondenten, die samen 197 gemeenten vertegenwoordigen, vulden uiteindelijk de enquête in. Alle G4-gemeenten waren vertegenwoordigd, evenals dertig van de G32-gemeenten. Het onderzoek is daarmee representatief voor alle Nederlandse gemeenten.