Vooroordelen en ‘onkwetsbaarheid’ bemoeilijken integratie Syrische mannen

Hoe creëren jonge mannelijke Syrische vluchtelingen hun gevoel van ‘thuis’ in Nederland? Dat was de vraag waar Rik Huizinga eigenlijk al jaren mee bezig was. Al sinds hij studeerde in Groningen doet hij onderzoek naar de komst van Syrische jonge mannen in Noord-Nederland. Dat ze hier zijn gekomen als vluchteling snapte hij wel, vanwege de problemen in hun thuisland. Maar hoe wordt Nederland eigenlijk hun thuis en waar lopen ze vervolgens tegenaan? Dat beschrijft Huizinga in zijn onderzoek waarop hij onlangs is gepromoveerd. ‘Vooroordelen en het moeilijk kunnen tonen van kwetsbaarheid zijn niet te onderschatten factoren voor de problemen die Syrische mannen in Nederland hebben’, zegt de onderzoeker.

Geschreven door: Perdiep Ramesar
Artikel
Integratie- en inburgeringsbeleid

‘Ik raakte steeds meer geïnteresseerd in de context mannelijkheid, plaats en emotionele binding van deze Syrische vluchtelingen’, vertelt Huizinga, die zijn onderzoek heeft gedaan aan de Population Research Center van de Universiteit van Groningen. Zijn onderzoek bestond uit diepte-interviews en gesprekken tijdens een wandeling met Syrische mannen tussen de 18 en 33 jaar. Velen van deze groep behoren tot de eerste groep die naar Nederland zijn gevlucht. Tijdens zijn onderzoek kwam Huizinga erachter dat de groep Syrische mannelijke vluchtelingen een complexe en heterogene groep is.  ‘Het verschil zat hem niet alleen in de sociaal-economische achtergrond. Het vluchtverloop van deze mannen verschilt ook enorm. Velen komen rechtstreeks uit Syrië, maar ze komen ook via verschillende landen naar Nederland, waarbij dat stuk vluchtverloop al anders is in hun biografie. Er zijn mannen met trauma’s, waardoor hun verhaal nog complexer wordt. Sommigen zijn gevlucht, omdat ze werden opgeroepen voor het leger in de oorlog tegen de IS, terwijl ze in Dubai of Egypte werkten. Ze moesten dan terug naar Syrië om te vechten, maar dat wilden ze niet’, vertelt Huizinga.

Aanpassingsvermogen 

Het aanpassingsvermogen aan een andere omgeving binnen deze groep verschilt bovendien. ‘Iemand die al gewend is om te reizen en om in een ander land te leven en te werken kan zich net wat gemakkelijker aanpassen in een nieuw land dan anderen. Ook is hun Engels vaak wat beter, waardoor ze zich steeds beter verstaanbaar kunnen maken. Dat kan bepalend zijn voor hoe ze zich in Nederland opstellen, de voor hun nieuwe maatschappij begrijpen en hoe ze hun weg kunnen vinden. Dat noemen we ‘cultureel kapitaal’.’

Geen moslim

Deze groep is ook gemêleerd door hun religie. ‘Een groot deel is moslim, maar ook daarin zijn verschillende stromingen vertegenwoordigd. Een deel is christen en een deel atheïstisch. Ook is een deel Koerdisch, die ook tot een minderheidsgroep horen. Het beeld bestaat in Nederland dat ze allemaal islamitisch zijn, waardoor ze worden gezien als moslim, terwijl ze dat misschien helemaal niet zijn. Hierdoor speelden ook vele vooroordelen en veronderstellingen die niet kloppen’, zegt Huizinga. ‘Religieuze instellingen zijn van groot belang bij het ‘verwelkomen’ en het zich ‘thuis’ laten voelen van deze groep.

Religieuze instellingen zijn van groot belang bij het ‘verwelkomen’ en het zich ‘thuis’ laten voelen van deze groep

De christelijke Syriërs vinden in de kerk de enige plek waar ze niet worden aangezien voor moslim. Daarbuiten moeten ze steeds uitleggen dat ze geen moslim zijn. ‘Ook al zijn deze conclusies belangrijk, toch heeft Huizinga zich in zijn onderzoek bewust niet te veel op religie gefocust. ‘Het gevaar ligt daarin dat het weer over stereotypen zou gaan. Deze mannen spraken met mij meer over hun persoonlijke relatie met religie of God om rust te vinden of hun identiteit vast te kunnen houden.’

Onderzoeker Marjan de Gruijter: ‘Menselijke maat moet terug in het asielbeleid’

KIS onderzoeker Marjan de Gruijter is erg te spreken over het onderzoek van Rik Huizinga en ze kan de knelpunten beamen. ‘Het is goed dat er nu onderzoek is met de focus op mannen. Hiermee krijgen we meer inzicht in de mannelijke nieuwkomers. In eerder onderzoek zagen we dat beelden over vrouwelijke vluchtelingen sterk bepalen hoe zij worden bejegend. Uit al deze onderzoeken blijkt dat de menselijke maat weer terug moet komen, in het asielbeleid waar een ontzettende knel zit door veel te lange wachttijden en procedures. Vluchtelingen zitten veel te lang in een asielzoekerscentrum, waar zij niet kunnen werken en het leren van de taal beperkt mogelijk is. En als statushouders lang in aparte centra leven, kunnen Nederlanders hen ook helemaal niet leren kennen en vice versa. Overigens is het ontbreken van de menselijke maat een probleem dat verder strekt dan alleen de statushouders: ook andere groepen burgers hebben moeite ‘gezien’ te worden, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt.’

 ‘Eén ding is zeker ‘, zegt De Gruijter: ‘bekend maakt bemind’. ‘Kennismaken met elkaar en kennis nemen van elkaar is ontzettend belangrijk. Wat helpt is als mensen elkaar kunnen ontmoeten in een veilige en gelijkwaardige setting. Dat helpt vooroordelen slechten die er nu bestaan. Goede voorbeelden van dergelijke ontmoetingen zijn taalmaatjes, en bijvoorbeeld buurtactiviteiten waar samen wordt gegeten. Daarnaast is het belangrijk dat statushouders aan het werk kunnen en ook op de werkvloer verdere contacten kunnen opdoen.

De Gruijter werkt nu aan de jaarlijkse KIS-Monitor arbeidstoeleiding en inburgering in gemeenten, die herfst 2022 uitkomt.

Uitsluiting

De Syriërs ervaren volgens Huizinga uitsluiting in Nederland. ‘Dat komt onder meer door discussies in de politiek en in media. Hierdoor krijgen ze het gevoel dat Nederlanders niet zaten te springen om hun aanwezigheid. Ze hebben last van micro-agressie, discriminatie en racisme in Nederland. Ze worden gewantrouwd. Een voorbeeld hiervan is dat in de trein niemand naast ze wil zitten, omdat ze niet worden vertrouwd. Zulke voorbeelden zijn er legio en dat stapelt zich maar op. Ze voelen zich uitgesloten in het sociale domein. Maar ook op de arbeidsmarkt. Zo worden hun vaardigheden niet herkend en vinden ze geen werk. Hun kwaliteiten worden niet serieus genomen en ze worden doordat ze vluchteling zijn niet capabel geacht.’

Daarnaast raken de Syriërs hun vertrouwen in de overheid kwijt, zoals de gemeente, maar ook in bedrijven waar ze niet aan de bak kunnen komen, aldus de onderzoeker. Procedures zijn lang en niet altijd even duidelijk voor ze. ‘Hierdoor heerst er onder deze groep een algehele ontevredenheid en wanhoop over een onveilige toekomst’, zegt Huizinga.

Kwetsbaarheid 

Kwetsbaarheid is ook een groot probleem voor de Syrische mannen. Althans, het gebrek eraan. Of beter gezegd: dat ze die nergens kunnen tonen, aldus Huizinga. ‘Het gevoel van ‘thuis’, wat al een gelaagd idee is, gaat vaak over emotionele relaties. Het kost deze mannen veel moeite om dit gevoel te creëren, want er wordt ook veel van ze verwacht, ook al zijn ze vluchteling. Er wordt van hun thuisfront, familie en omgeving verwacht dat ze snel een baan vinden en settelen met een partner en een gezin stichten. Zoals ze dat in Syrië ook zouden doen. Syrië lijdt bovendien onder een enorme inflatie, waardoor ze de druk voelen om hun familie daar te onderhouden. Deze ‘transnationale familiebanden’ zijn voor deze groep heel belangrijk. Het zijn hierdoor niet alleen de uitsluiting, vooroordelen, racisme of negatieve veronderstellingen die het hen moeilijk maken, maar ook de hooggespannen verwachtingen die ze van hun familie en zichzelf hadden of hebben.’

Wat zou de Syrische mannen kunnen helpen?  ‘Er zouden plekken moeten zijn waar ze echt ‘man’ kunnen zijn. De publieke ruimte mag daarvoor inclusiever worden. Ook zouden er cursussen georganiseerd kunnen worden voor mannen. In zo’n cursus kunnen ze onder meer bezig met de vraag ‘wat voor man wil ik zijn’ en ‘hoe moet ik een man en vader hier in een nieuwe omgeving zijn’. Inclusiviteit en deze cursussen helpen deze mannen af van hun slachtofferschap van ‘hegemonische mannelijkheid’, wat ervoor zorgt dat hun zelfvertrouwen wordt aangetast en dat ze daardoor niet kunnen doen wat van ze wordt verwacht.’

Wandel interviews

Een wandeling is goed voor de mens, maar het kan ook goed werken voor onderzoeksdoeleinden. Onderzoeker Rik Huizinga gebruikte wandel-interviews bij zijn onderzoek naar de Syrische mannen. Hij ging met ze op pad en kreeg zo op een meer ontspannen manier waardevolle informatie voor zijn onderzoek. ‘Niet alle mannen hadden ervaring met onderzoeksinterviews. Ze hadden geen idee hoe dat werkte, waarbij het risico was dat ze niet zouden willen praten. Bovendien doet een interview ze te veel denken aan de intake bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) en andere instanties waar ze mee te maken hadden en mogelijk negatieve ervaringen hadden. Ook is het een mooie manier om hun relatie met plekken te zien. Hoe reageren ze op de buurt, hoe comfortabel of juist niet zijn ze in hun buurt. Wat doet de buurt met ze en wat betekent de buurt voor ze. Allemaal informatie die je niet zomaar in een gesprek aan een tafeltje krijgt ‘, zegt Huizinga.

Met zo’n wandel-interview haal je ze uit een ‘interview-situatie’. Een wandeling is ‘veel informeler’ en ‘ontspannen’. 'Tijdens een wandeling hoeven ze je niet in de ogen te kijken. Ze kunnen om zich heen kijken, en bij stille momenten wordt het niet ongemakkelijk. Hierdoor kwamen er meer emotionele ontboezemingen. Je ziet een andere kant van de mensen zonder te veel druk.’ Daartegenover staat volgens Huizinga dat deze gesprekken veel voorbereiding vergt. Ook konden mensen in de buurt ‘raar kijken’ naar de setting met geluidsapparatuur tijdens de wandelingen. ‘Het was voor sommige Syrische mannen ongemakkelijk om met mij en geluidsapparatuur rond te lopen, omdat ze al eerder hoorden dat ze zoveel aandacht krijgen.'

Meer informatie?Neem contact op met:

Marjan de Gruijter

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding