Wat werkt om aan het werk te komen?

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de arbeidstoeleiding van verschillende groepen mensen met een kleine arbeidsmarktkans. Denk aan 45-plussers, mensen met een arbeidsbeperking, vluchtelingen en statushouders en vrouwen met een migratieachtergrond. KIS onderzocht wat we kunnen leren van de aanpakken rond de arbeidstoeleiding bij verschillende doelgroepen. Handige en onmisbare weetjes voor gemeenten.

Artikel
Werk

Wat weten we uit recent onderzoek in Nederland over wat werkt bij de bevordering van de arbeidsmarktkansen? Wat zijn werkzame elementen en succes- en faalfactoren uit dat onderzoek en zijn die toepasbaar voor de verbetering of ontwikkeling van aanpakken over arbeidstoeleiding van mensen met een migratieachtergrond? Dat waren de belangrijkste vragen waarmee KIS-onderzoekers Joey Poerwoatmodjo, Anouk Visser en Zsuzsa Kovács aan de slag gingen.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

De KIS-onderzoekers deelden, aan de hand van literatuuronderzoek, de werkzame elementen op in de volgende niveaus: dat van de cliënt, de professional, de werkgever en dat van beleid en samenwerking. De meeste werkzame elementen doen zich voor op het niveau van de cliënt en de professional.

'Probeer de vraag van je cliënt echt centraal te stellen en niet het beschikbare aanbod’

1. Maatwerk en open houding

Joey Poerwoatmodjo: ‘Als je kijkt naar het niveau van de cliënt dan is een positieve benadering bij zelfbeeld, activering en motivatie en de beschikking hebben over eigen regie belangrijk. Datzelfde geldt voor het inzetten van reïntegratietrajecten en alternatieve opleidings- en/of arbeidsmogelijkheden.’
Op het tweede niveau – dat van de professional – is vooral een open houding van deze professional relevant, stelt Poerwoatmodjo. ‘Uit de onderzoeksliteratuur die we hebben bestudeerd blijkt het belang van luisteren naar de cliënt en het hanteren van een outreachende werkwijze, zoals naar ontmoetingsplekken van jongeren gaan. Maatwerk waarbij de cliënt echt centraal staat. Dus niet praten over je cliënt maar hem of haar er meer bij betrekken en zo meer praten mét je cliënt. Probeer hierbij de vraag van je cliënt echt centraal te stellen en niet het beschikbare aanbod.’

2. Goede match

Verder stellen de onderzoekers dat werkgevers door onder andere bemiddelaars van het bedrijf of organisatie zelf gestimuleerd moeten worden om de eigen voornemens te veranderen ten opzichte van werknemers met een kleine arbeidsmarktkans. Voor de duurzaamheid van een mogelijke arbeidsplaats is een goede match tussen werkgever en werknemer ook belangrijk. Poerwoatmodjo: ‘Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar een goede match tussen werkgever en werknemer lijkt erg van belang te zijn voor een duurzame arbeidsplaats. De werkgever zou goed geïnformeerd moeten zijn wat betreft de mogelijkheden van de werknemer en zou passende werkzaamheden kunnen aanbieden.’

'Doordat kennis niet wordt gedeeld, zal het wiel telkens opnieuw uitgevonden moeten worden’

3. Regionale samenwerking

En wat leert de onderzoeksliteratuur ons tenslotte over reïntegratietrajecten en alternatieve opleidings- en/of arbeidsmogelijkheden? Poerwoatmodjo: ‘Rond dit punt toonde het onderzoek dat we bestudeerden het belang aan van structurele regionale samenwerking. Zowel tussen gemeenten als tussen organisaties en tussen gemeenten en organisaties. Het voorkomt dat je werkzoekenden tegenstrijdige adviezen verstrekt. En bovendien: door die samenwerking leer je van elkaars ervaringen. De concurrentie tussen re-integratiebureaus lijkt hierbij belemmerend te werken. Er heerst een bepaalde terughoudendheid om bijvoorbeeld goede voorbeelden en contacten met werkgevers met elkaar te delen. Doordat deze kennis niet wordt gedeeld, zal het wiel telkens opnieuw uitgevonden moeten worden…’

Download de publicatie