'We moeten een ander verhaal gaan vertellen'
Voor het KIS magazine 'Gezien!' spraken we met voormalig wethouder Maarten van Ooijen over durf in inburgeringsbeleid. In Utrecht worden zogenaamde Welkomhuizen ingericht. Hier kunnen inburgeraars hun begeleiders ontmoeten, maar ook activiteiten organiseren of vrijwilligerswerk doen. In de Welkomhuizen kunnen oud inburgeraars of andere Utrechters nieuwe inburgeraars een handje helpen, in het vinden van de weg, het leren van Nederlands of met een gesprek en luisterend oor in de eigen taal. Het is de bedoeling dat de Welkomhuizen een plek worden voor álle Utrechters.
Maarten van Ooijen, nu bekend als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, was ten tijde van dit interview voor het magazine 'Gezien!' als Utrechtse wethouder verantwoordelijk voor het beleid rond de participatie van nieuwkomers. Hij toonde zich een ambitieus pleitbezorger van een ander uit te drgaen verhaal rond nieuwkomers. Hoe doet Utrecht dat en welke missie ligt eraan ten grondslag?
Van Ooijen is later op de afspraak voor het interview met KIS. Hij verontschuldigt zich. Over de reden van zijn verlate binnenkomst straks meer. Niet veel later steekt de (toen nog) wethouder energiek van wal om de missie en ambitie van het Utrechtse beleid rond nieuwkomers nauwgezet uit de doeken te doen. In de tussentijd zijn broodje opetend omdat de lunch er vanwege een volgende afspraak bij inschiet.
Morele verantwoordelijkheid
‘We constateren al een tijd hier in Utrecht dat er een ander verhaal nodig is rond nieuwkomers. Wat nu vooral het narratief is, ook in de politiek: nieuwkomers zijn lastig, het is allemaal ingewikkeld, ze kosten geld, ze kosten ruimte.’ Maarten en zijn Utrechtse medebestuurders zien dus graag een ander verhaal verteld. ‘Dat het de plicht is van bestuurders om morele verantwoordelijkheid te nemen en ervoor te gaan. We willen in de stad een nieuwe samenleving bouwen. Een samenleving waarin we de oprechte en terechte zorgen van mensen willen combineren met de komst van nieuwkomers die iets te bieden hebben.’
Hij illustreert de ambitie en het al gevoerde beleid met een voorbeeld: de vestiging van een azc in de wijk Overvecht een paar jaar geleden. Daarover ontstond flinke beroering bij bewoners in de wijk. Van Ooijen: ‘In het oude narratief zou je kunnen zeggen: “die mensen hebben gelijk, of ze hebben geen gelijk”. Maar waar het om gaat is dat we als gemeente hebben gezegd: “we nemen de oprechte zorgen van bewoners serieus.” We bouwen een opvang nieuwe stijl waarin voor een deel ook woonruimte wordt gecreëerd voor mensen die al jaren op zoek zijn naar een woning, onder wie veel jongeren. En dat alle activiteiten in het azc niet alleen voor nieuwkomers zijn maar ook voor bewoners in de wijk. Overvechters met een taalachterstand, Overvechters die op zoek zijn naar een baan.’
Je moet als bestuurder grotere stappen durven te zetten. Durf te kiezen!
Aldus geschiedde. En niet toevallig volgens Van Ooijen dat de aanvankelijk grootste tegenstanders van de komst van het azc, zich uiteindelijk ontpopten tot voorstanders. En teleurgesteld waren toen de opvang weer weg moest.
Los van het voorbeeld – het gaat hem om het grotere verhaal dat erachter zit. ‘Als we in alle beleid rond nieuwkomers het zo zouden aanpakken, dan creëer je een veel grotere massa. Dan is de kans veel groter dat mensen zeggen: “ja, van die nieuwe samenleving wil ik deel uitmaken”.’ Het maakt voor hem ook dat de nieuwe inburgeringsopgave waarvoor de gemeente staat niet een technocratische invuloefening is. ‘Inburgeren is meer dan taalonderwijs en kennis van de Nederlandse samenleving. Voor alle maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan – niet alleen inburgering - groeit de urgentie en de noodzaak om de overheid en onze manier van organiseren op andere principes, op dat andere narratief te baseren.’
Welkomhuizen
Een belangrijk element in de Utrechtse aanpak rond de inburgering en participatie van nieuwkomers, vormen de welkomhuizen. Medewerkers van de gemeente, VluchtelingenWerk en buurtteams werken in het welkomhuis nauw samen. Achterliggende gedachte: huidige en toekomstige statushouders en gezinsmigranten beter begeleiden, zodat zij zich sneller thuis voelen in de stad. Tegelijkertijd kunnen allerlei inwoners uit de wijk of stad elkaar daar ontmoeten. Maar gaat dat laatste ook gebeuren, gaan die inwoners komen?
Van Ooijen: ‘Het is belangrijk dat je op de plekken waar je aanbod creëert ook voorziet in een behoefte die bewoners in de volle breedte hebben. Als je zegt: “er is hier een inburgercursus maar iedereen is welkom”, dan zul je zien dat er behalve de inburgeraar niemand anders komt. Je zult dus moeten nagaan: wat is er in deze wijk nodig? Je zult aanbod moeten creëren waardoor mensen die er al jaren wonen denken: “hé, dat is iets voor mij!”’ Je doet niet iets specifieks voor nieuwkomers, nee je doet iets voor de buurt.’
Wat ik nog veel te veel zie is gelatenheid. De redenering: er is een wet en die wet voeren we uit. Dan denk ik: come on mensen!
Om die reden is bij de kick-off bijeenkomst van de welkomhuizen een open oproep gedaan aan organisaties en bewoners. Heb je een maatschappelijk initiatief dat volgens jou een plek verdient in de welkomhuizen: meld je aan. ‘We willen wat er in de welkomhuizen gebeurt, breed inbedden in de nieuwe samenleving die er allang is. Waar al Taalmaatjesprojecten zijn, waar al huiswerkklassen zijn, waar al buurtcentra zijn met clubjes die zich verenigen rond een bepaald onderwerp. Het ís er allemaal al.’ Hij verheft zijn stem: ‘Je wilt dat zo’n initiatief daar onderdeel van wordt. Dat het de look and feel krijgt van wat er al gebeurt. Bewoners hebben er een broertje dood aan als er een nieuw initiatief komt zonder dat er bij hen is aangeklopt. “Hé, wij zijn hier al jaren actief, waarom is er niet met ons gepraat?”’
Durf te kiezen!
Van Ooijen toont zich gedurende het vraaggesprek een energiek pleitbezorger van het beoogde nieuwe narratief over nieuwkomers. Tegelijkertijd steekt hij niet onder stoelen of banken dat het niet zonder slag of stoot gaat, het loskomen van ‘incidentenpolitiek’. Zijn verlate binnenkomst bij het interview had te maken met een onvoorziene gebeurtenis waarvoor de gemeente zich ineens gesteld ziet. De geplande opvang van 500 asielzoekers in het voormalig pand van Holland Casino kan niet doorgaan. Niet brandveilig genoeg volgens de brandweer. Het nieuws erover lekte uit waardoor er volgens Van Ooijen onvolledige en onjuiste informatie naar buiten kwam. Het gevolg: de wethouder en de gemeente moesten, tot zijn ongenoegen, vanuit de reactiestand opereren.
Dit interview verscheen in het magazine 'Gezien!', waarin KIS inspirerende verhalen van gemeenten en organisaties rond inburgering verzamelde. Lees het hier!
De vraag is hoe je voorkomt dat je blijft hangen in incidentenpolitiek dat de beeldvorming blijft bepalen? Hoe kom je er onderuit zodat je voller kunt inzetten op dat nieuwe narratief?
Van Ooijen: ‘Er is een verandering nodig in het denken in de asielketen om dit soort incidenten te voorkomen. Je moet als bestuurder grotere stappen durven te zetten. Durf te kiezen! We moeten minder bang zijn voor de waan van de dag. We moeten minder bang zijn voor de kritiek op beslissingen. Niet met kaasschaaf beleid weer bijstellen vanwege die kritiek. Op zo’n manier opereren vraagt een verandering van onze smalle manier van beleidsdenken. Durf is daarbij een sleutelwoord.’
Niet over ons zonder ons
Terug naar de welkomhuizen. Ervaringsdeskundigen, sleutelpersonen - ex-vluchtelingen - spelen een belangrijke rol bij de ontvangst van de nieuwkomers en de activiteiten. Wat is de gedachte erachter? Van Ooijen: ‘Niets over ons zonder ons. Je moet altijd ervoor zorgen dat de mensen die het intrinsiek betreft, aan tafel aanschuiven. Dat doen we ook met andere thema’s overigens, zoals bij mantelzorg, dagbesteding, jongerenwerk. Je krijgt er andere gesprekken door. En het gaat daarbij niet alleen om meepraten maar ook om meedoen, het mee vormgeven van het concept en de activiteiten.’
Voor veel nieuwkomers – of het nu gaat om statushouders, gezinsmigranten en de (niet inburgeringsplichtige) EU-arbeidsmigranten geldt dat ze kampen met de nodige problemen die hun welzijn danig kunnen ondermijnen. Denk aan psychische problemen die te herleiden zijn naar de gebeurtenissen in het thuisland voor de komst naar Nederland, oorlog, ervaren trauma. Ook financieel-economische problemen – geen werk, slechte huisvesting - kunnen mensen danig parten spelen. Ondermijnt dat niet heel erg het participatiestreven? Mensen hebben eerst wat anders aan hun hoofd, namelijk overleven.
Creëer aanbod voor nieuwkomers waardoor ook mensen die er al jaren wonen denken: “hé, dat is iets voor mij!”
Van Ooijen: ‘Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb zelf geconstateerd dat als we als gemeente deze mensen, die met deze problemen kampen, vragen: “wat heb jij nodig? Wil jij met ons meedenken over hoe de hulpverlening moet worden georganiseerd”, dat dit iets teweegbrengt. Mensen voelen zich allereerst eindelijk serieus genomen en ze voelen zich gewaardeerd. Iemand wiens mening ertoe doet. “Ik ben nu in de positie om het systeem te helpen verbeteren”.’
Het vereist wel een andere manier van benaderen door de gemeente geeft Van Ooijen toe. Je bent er niet met een uitnodigingsbrief voor een inspraakavond. Nee, soms moet je gewoon aanbellen, huis aan huis. En daarbij: wees je als gemeente bewust van de gemarginaliseerde positie van mensen. Dus wees begripvol als mensen op het laatste moment afhaken omdat ze toch niet durven. Geef dan niet vervolgens op, is daarbij het motto.’
Op loopafstand
Wanneer zijn jullie tevreden over wat er met welkomhuizen is bereikt? Van Ooijen: ‘Dat zijn we wanneer er op verschillende plekken in de stad welkomcentra zijn, op loopafstand voor iedereen. Dat de status ervan onomstreden is en dat deze voorzieningen, zoals ik eerder zei, volledig ingebed zijn in de voorzieningen van de wijk en aansluiten op de behoeften van alle inwoners. Dus niet alleen op die van de nieuwkomers.’
Het interview loopt op zijn eind. Wat adviseert Van Ooijen tot slot zijn collega-wethouders van andere gemeenten rond beleid van participatie nieuwkomers? ‘Allereerst: zet een stip op de horizon. Kies! Dat vergt dat je als gemeente, samen met de betrokken maatschappelijke organisaties bij wijze van spreken opsluit in een kamertje en deze vraag beantwoord: “wat willen we met inburgeren en participatie?” Wat ik nog veel te veel zie is gelatenheid. De redenering: er is een wet en die wet voeren we uit. Dan denk ik: come on mensen! Waar hoop je op, waar droom je van? Hoe hoop je dat je samenleving er over tien jaar uitziet? Als je zo aan de gang gaat, dan weet je het vuur aan te wakkeren en enthousiast te maken.
Foto bovenaan pagina: Robert Oosterbroek