Houd zicht op integratie en diversiteit: meld je aan voor de nieuwsbrief van Kennisplatform Inclusief Samenleven

Discriminatie komt in allerlei vormen voor in Nederland en raakt verschillende groepen mensen. Een veelvoorkomende vorm van discriminatie is moslimdiscriminatie. Uit het laatste SCP-onderzoek naar ervaren discriminatie blijkt dat 55% van de Nederlandse moslims regelmatig discriminatie ervaart. Ter vergelijking: ervaren discriminatie onder christenen is 21% en onder niet-gelovigen 25%.
Dat er veel moslimdiscriminatie voorkomt, kan niet alleen afgeleid worden uit ervaringen maar ook uit experimenteel opgezet onderzoek: op je cv vermelden dat je actief bent in het bestuur van een islamitische organisatie vermindert de kans om uitgenodigd te worden op een sollicitatiegesprek aanzienlijk, zelfs als die ervaring relevant is voor de baan. Ook heb je minder kans om uitgenodigd te worden als je afkomstig bent uit een land dat als islamitisch wordt gezien. De vraag hoe moslimdiscriminatie effectief te verminderen is, is daarom een belangrijke. Hieronder volgen op basis van honderden wetenschappelijke internationale studies hiervoor zes tips.
Een sociale norm is de perceptie van mensen van wat typisch of wenselijk is in een bepaalde groep of situatie en is sterk van invloed op hoe mensen zich gedragen. Wanneer mensen denken dat de sociale norm is dat discriminatie niet hoort of niet mag, gaan ze in het algemeen proberen zich minder discriminerend te gedragen. Maar het werkt ook andersom: wanneer mensen denken dat discriminatie mag, gaan ze meer discrimineren (zie het Wat werkt dossier discriminatie verminderen).
De sociale normen tegen moslimdiscriminatie vragen om flinke versteviging. Dat kan door:
Wanneer mensen een goed en warm contact aangaan met iemand over wie zij eerder vooroordelen hadden, vermindert dit vooroordelen
Wanneer mensen een goed en warm contact aangaan met iemand over wie zij eerder vooroordelen hadden, vermindert dit vooroordelen. Zelfs mensen die sterke vooroordelen hebben over moslims kunnen door positieve ontmoetingen met moslims hun vooroordelen verminderen. Dat geldt voor volwassenen maar ook voor kinderen en jongeren. Zo komt uit onderzoek naar voren dat wanneer niet-islamitische jongeren meer en vaker persoonlijke contacten met moslims hebben, zij positiever denken over moslims. Niet-islamitische jongeren die met name oppervlakkige contacten hebben met moslims, noemen dit juist als reden om negatief te zijn over moslims. Diepgaande persoonlijke contacten tussen moslims en niet-moslims zijn dus nodig om moslimdiscriminatie tegen te gaan. In het artikel Contact stimuleren bij en tussen mensen die daar niet voor open staan: hoe doe je dat? worden een aantal strategieën genoemd om dat contact tot stand te brengen.
In het onderwijs wordt geschat door deskundigen dat zo’n twee derde van de interventies tegen discriminatie niet werkt of averechts werkt. Er wordt bijvoorbeeld vaak ingezet op bewustwording van eigen (onbewuste) vooroordelen, maar deze methode werkt niet bij kinderen en jongeren en kan zelfs vooroordelen en stereotypen versterken. Eisen stellen aan de kwaliteit en vooral effectiviteit van antidiscriminatie-interventies en daarop controleren, ligt daarom voor de hand. Er zijn namelijk ook aanpakken die wel werken. Een voorbeeld is jezelf inleven in mensen uit andere religieuze of etnische groepen. Dit vermindert vooroordelen en stereotypen, zo blijkt uit diverse onderzoeken (zie het Wat werkt dossier discriminatie verminderen). In een filmpje hebben we dit simpel uitgelegd. Ook is dit effectief in het verminderen van vooroordelen onder kinderen. Inleving en empathie stimuleren kan via het onderwijs door middel van:
Belangrijk is dat de aanpak zich richt op verschillende sectoren: arbeidsmarkt, onderwijs, gezondheidszorg, woningmarkt, politie en justitie en wijken en buurten
Het verminderen van moslimdiscriminatie kan gecombineerd worden met het verminderen van andere vormen van discriminatie binnen één interventie. Tegelijkertijd is specifieke aandacht nodig omdat anders het gevaar dreigt dat het uiteindelijk niet gaat over moslimdiscriminatie en geleerde lessen rond discriminatie niet worden toegepast als het gaat om moslims. Om dit te voorkomen raden we aan om binnen de aanpak van discriminatie specifieke aandacht te hebben voor moslimdiscriminatie, net zoals voor andere veel voorkomende vormen van discriminatie (zoals anti-zwart-racisme). Belangrijk is ook dat deze aanpak zich richt op verschillende sectoren: arbeidsmarkt, onderwijs, gezondheidszorg, woningmarkt, politie en justitie en wijken en buurten. Logischerwijs zouden moslims actief betrokken moeten zijn bij het ontwikkelen van aanpakken tegen moslimdiscriminatie. Ze hebben namelijk ervaringskennis die cruciaal is in de aanpak.
Net als bij verschillende andere vormen van discriminatie die veel voorkomen, kent moslimdiscriminatie een persoonlijke variant (dus tussen verschillende mensen) en een institutionele variant (vanuit instituties). In dit laatste geval spreken we van institutioneel racisme. In met name het buitenland is er al meer bekend over wat werkt hiertegen. Aan te raden is voort te bouwen op en gebruik te maken van deze kennis in de aanpak van moslimdiscriminatie.
De arbeidsmarkt is bij uitstek een sector waar moslims veel discriminatie ervaren. Dit zelfde geldt voor het zoeken naar een stage. De nieuwe wet die er mogelijk aankomt en die ervoor zorgt dat werkgevers de wettelijke verplichting krijgen om beleid te voeren gericht op het bevorderen van gelijke kansen bij werving en selectie is een belangrijke stap in de goede richting. Aandachtspunten hierbij zijn:
Met dank aan Hanan Nhass en Jeroen Vlug