Kennisgids Nederlandse Sinti en Roma

In deze kennisgids vind je relevante (beleids)informatie over Sinti en Roma in Nederland. Van de sociaal-culturele geschiedenis tot actuele ontwikkelingen en beleid. Met praktische tips en verwijzingen naar goede informatie bij (externe) bronnen: allemaal in één handig overzicht en altijd up-to-date. 

Auteurs: Celina Sanchez Ramirez, Judith Khajavi-Zijlstra, Eliane Smits van Waesberghe

Online publicatie
Nederlandse Sinti en Roma

8. Wonen

Veel Nederlandse Sinti, en een deel van de Roma, wonen van oudsher in een woonwagen. Door verschillende beleidswijzigingen is de woonvorm van Sinti en Roma in de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Op deze manier zijn veel Sinti en Roma in een stenen woning terechtgekomen, dikwijls tegen hun zin. 

In de twintigste eeuw veranderde het leven van woonwagenbewoners aanzienlijk: het rondtrekkende bestaan maakte plaats voor vaste standplaatsen. De invoering van de Woonwagenwet in 1918 had hier een grote invloed op (OWRS, z.d.). Deze wet bepaalde dat woonwagens niet zomaar overal geplaatst mochten worden en stelde specifieke eisen aan zowel de woonwagen zelf als de woonwagenbewoners. Hoewel de wet de vrijheid van rondtrekken beperkte, bood ze ook bescherming tegen het opjagen en verdrijven van bewoners. In 1957 werd een wijziging doorgevoerd die gemeenten in staat stelde om een regionaal woonwagenterrein op te zetten, wat uiteindelijk resulteerde in grotere regionale wooncentra (OWRS, z.d.). In 1999 is de Woonwagenwet in Nederland ingetrokken en werd het woonwagenbeleid gedecentraliseerd naar de gemeenten. Vanaf dat moment viel de landelijke coördinatie van woonwagenvoorzieningen weg. Dit leidde tot grote verschillen tussen gemeenten in de uitvoering van het woonwagenbeleid. In veel gemeenten werd gekozen voor een afbouw van woonwagenstandplaatsen, wat bekend is geworden als het zogenoemde ‘uitsterfbeleid’ (Smits van Waesberghe et al., 2024; Teodorescu et al., 2024). Dit heeft tot veel kritiek geleid vanuit de gemeenschappen. Dankzij hun inspanningen heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inmiddels erkend dat woonwagenbewoners een minderheidsgroep vormen met een eigen culturele identiteit die bescherming van de overheid verdient. Ook de Nationale Ombudsman stelde in 2017 vast dat gemeenten onvoldoende het recht van woonwagenbewoners erkennen om volgens hun eigen gewenste woonvorm te leven. Het is opnieuw van belang te benadrukken dat woonwagenbewoners niet per definitie een Sinti- of Roma-achtergrond hebben. Desondanks speelt woonwagenbeleid een belangrijk rol, aangezien veel Roma en vooral Sinti in woonwagens wonen, of deze wens hebben, en dit hun leefomstandigheden direct beïnvloedt.

Meer weten over activisme vanuit de gemeenschappen? Kijk eens naar dit artikel van KIS: Strijd voor het behoud van de Sinti- en woonwagencultuur | KIS.

Woonwagenbeleid

In 2018 presenteerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een nieuw beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid. Het geeft aan hoe gemeenten hun woonwagenstandplaatsenbeleid in overeenstemming kunnen brengen met de mensenrechtelijke uitgangspunten. Een onderdeel hiervan is het in kaart brengen van de behoefte aan standplaatsen en het inschatten van het aantal benodigde plekken voor woonwagenbewoners, spijtoptanten en kermisexploitanten. Voor een voorbeeld van een standplaatsenbehoeftenonderzoek, bekijk Labyrinth Onderzoek & Advies, 2019. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) monitort sinds 2019 het aantal standplaatsen en stuurt iedere twee jaar de herhaalmeting woonwagenstandplaatsen naar de Tweede Kamer.

Spijtoptanten zijn mensen die in het verleden vanuit een woonwagen zijn verhuisd naar een reguliere (stenen) woning, maar graag opnieuw een woonwagen zouden willen betrekken.

In opdracht van de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is er in 2024 een verkennend onderzoek uitgevoerd naar het woonwagenbeleid in Nederland. De auteurs, Teodorescu, De Vries en Van Kan (2024), stellen dat het huidige beleid tot op heden nauwelijks tot concrete resultaten heeft geleid: meer dan 40 procent van de gemeenten heeft geen behoeftenonderzoek uitgevoerd, en waar dit wel is gedaan, blijft de daadwerkelijke realisatie van nieuwe standplaatsen vaak uit.

In het eerder genoemde onderzoek van Teodorescu, De Vries en Van Kan (2024) doen zij zeven aanbevelingen voor inclusief en effectief woonwagenbeleid:

  1. Het is belangrijk dat de Rijksoverheid een sterkere regierol krijgt, waarbij zij toeziet op het uitvoeren van behoefteonderzoeken, de realisatie van standplaatsen en uitbreidingsplannen, heldere regelgeving opstelt (omtrent standplaatsen en wachtlijsten) en deze punten verwerkt in een woonvisie.
  2. Erken woonwagens en toercaravans als volwaardige woonvorm en voorkom gedwongen innovaties.
  3. Verbeter financieringsmogelijkheden voor woonwagens via banken.
  4. De Rijksoverheid moet via structurele fondsen de verduurzaming van woonwagens ondersteunen.
  5. Leg het mandaat van tussenbureaus vast en beperk de kerntaak tot onderhoud.
  6. Vergroot ambtelijke kennis over woonwagencultuur en bestrijd discriminatie tegen Sinti en Roma.
  7. Erken het historisch leed van woonwagenbewoners door gevoerd woonwagenbeleid.

Wat belemmert de uitbreiding van standplaatsen? Twee perspectieven

Volgens Teodorescu et al. (2024) zorgt de combinatie van publieke weerstand, gebrek aan regie door lokale overheden en schaarste in woonruimte ervoor dat het tekort aan standplaatsen blijft bestaan. Woonwagenbewoners zelf merken vooral een patroon van weerstand bij omwonenden, die soms door gemeenten worden aangegrepen om uitbreidingsplannen op te schorten of te vertragen. Woonwagenbewoners hebben kritiek op het feit dat gemeenten bewonersavonden organiseren rondom uitbreidingsplannen, omdat dit de negatieve beeldvorming van woonwagencentra zou versterken.
 

Gemeenten geven verschillende redenen aan waarom de uitbreiding van het aantal standplaatsen niet snel verloopt. Uit de herhaalmeting woonwagenstandplaatsen 2023 (van Leer & Rottier, 2023) blijkt dat de meest genoemde knelpunten te maken hebben met de onrendabele exploitatie van woonwagenstandplaatsen, de discrepantie tussen het beleidskader en de gemeentelijke mogelijkheden en een gebrek aan locaties om standplaatsen te realiseren. Ook het gebrek aan personele capaciteit wordt door gemeenten als knelpunt benoemd.