‘Reguliere zorgaanbieders en migrantenorganisaties moeten elkaar beter leren kennen’

Samenwerking tussen reguliere zorgorganisaties en migrantenorganisaties bestaat maar beide partijen hebben er verschillende verwachtingen van. En dat doet de effectiviteit geen goed. Onderzoeker Elena Ponzoni van Kennisplatform Inclusief Samenleven stelt dat migrantenorganisaties en reguliere zorgaanbieders in de opvoedondersteuning elkaar beter moeten leren kennen.

Artikel
Intercultureel vakmanschap

Professionals in de opvoedondersteuning zien migrantenorganisaties vooral als middel om in contact te komen met hun doelgroep. Zij kunnen het ondersteuningsaanbod van de zorgorganisaties bekendmaken bij hun achterban en ze doorverwijzen. Een rol waarvan migrantenorganisaties welwillend zijn om het op zich te nemen. Ponzoni: 'Aan de andere kant hebben zij ook een eigen visie en doelstellingen en zijn ze op zoek naar een meer inhoudelijke samenwerking. En dat kan nuttig zijn. Migrantenorganisaties bezitten veel en unieke kennis. Bovendien zijn zij als een van de weinige organisaties in staat om de eigen kracht binnen migrantengezinnen te stimuleren.'

Migrantenorganisaties willen niet alleen een schakel tussen migranten en professionele instellingen zijn. Daar loopt het vaak stuk. 'Migrantenorganisaties willen pas doorverwijzen als er een diepere verbinding ontstaat met de professional of organisatie. Zij willen elkaars werk, missie en doelstellingen goed begrijpen, zodat ze van elkaar kunnen leren en elkaars werk kunnen aanvullen. Dat betekent dat de professional ook oog moet hebben voor de doelen van de migrantenorganisatie en zich zou moeten afvragen hoe ze hierbij kunnen aansluiten. Een mismatch ontstaat dan bijvoorbeeld wanneer professionals migrantenorganisaties benaderen met alleen de vraag of ze hun folder willen verspreiden onder migrantenouders', aldus Ponzoni.

Methoden om samen te werken

Elena Ponzoni begeeft zich al sinds haar promotieonderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam in de wereld van migrantenorganisaties. Voor Kennisplatform Inclusief Samenleven onderzoekt zij nu de samenwerking tussen migrantenorganisaties en reguliere aanbieders van opvoedondersteuning. Zeker geen onontgonnen terrein voor Ponzoni. In een eerdere studie voor Kenniswerkplaats Tienplus ontdekte zij dat er vaak een impasse kan optreden tussen de twee partijen wanneer het gaat om verwachtingen. Binnen haar huidige project gaat zij een stap verder: ze onderscheidt verschillende manieren waarop beide partijen zouden kunnen samenwerken. Het inzichtelijk maken van meerdere samenwerkingsvormen maakt duidelijk wat partijen van elkaar kunnen verwachten. Zo kunnen misverstanden makkelijker worden voorkomen of opgelost. Een gerelateerd project binnen Kennisplatform Inclusief Samenleven is die naar de parallelle pedagogische civil society van migranten. Hierin wordt het bestaan van eigen migrantenvoorzieningen onderzocht, samen met de daarmee gepaard gaande kansen en risico’s. Ponzoni’s onderzoek richt zich meer op de samenwerking tussen verschillende partijen, in het bijzonder die tussen de professionele zorg en de informele vrijwillige zorg.

Belang migrantenorganisaties groter door transformatie

'In migrantenorganisaties is al een grote bron van eigen kracht aanwezig. Zij brengen het gesprek over opvoeding op gang en stimuleren onderlinge ondersteuning tussen ouders uit hun achterban.'

De transformatie van de jeugdzorg maakt een zoektocht naar effectieve samenwerkingsvormen van nog groter belang, meent Ponzoni. ‘Migrantenorganisaties staan al een tijd onder druk. De gemeentelijke subsidies worden gekort, het voortbestaan van dergelijke organisaties komt in het geding. En dat terwijl migrantenorganisaties de plek zijn waar zoveel kennis schuil gaat. En misschien nog wel belangrijker: de transformatie vraagt om meer handelen vanuit de eigen kracht van het gezin. In migrantenorganisaties is al een grote bron van eigen kracht aanwezig. Zij brengen het gesprek over opvoeding op gang en stimuleren onderlinge ondersteuning tussen ouders uit hun achterban. Voor deze belangrijke eigenschap zouden professionals meer oog moeten hebben. Het is de belangrijkste reden om een samenwerking te willen vormgeven.’

Ponzoni’s project zelf is ook een samenwerking tussen beide partijen. Het onderzoeksteam bestaat naast de onderzoekers ook uit vrijwilligers van migrantenorganisaties en professionals uit de opvoedondersteuning. Zij bundelen bestaande kennis en scherpen deze aan. Die uitkomsten worden door de onderzoekers geëvalueerd. Vervolgens bekijken de drie groepen gezamenlijk welke samenwerkingsvormen het beste werken in het huidige sociaal-maatschappelijke klimaat. Ponzoni: ‘Door mee te doen aan het onderzoeksproces reflecteren migrantenorganisaties en professionals op de eigen praktijk en elkaars denkkaders. We hopen dat ook dit bijdraagt aan het ontwikkelen van een sterke gemeenschappelijke visie op samenwerking.’