Expertmeeting taalonderwijs EU-arbeidsmigranten

‘Outreachende hulpverleners kunnen een game changer zijn’

Op 11 oktober 2023 organiseerden KIS en het Kenniscentrum Arbeidsmigranten een expertmeeting over de taalvaardigheid van EU-arbeidsmigranten. Daarbij zijn de meest actuele resultaten uit onderzoek over die taalvaardigheid voor het voetlicht gebracht. Daarnaast wisselden deelnemers tips uit over welke rol gemeenten, werkgevers én sociaal professionals kunnen spelen om de taalvaardigheid van EU-arbeidsmigranten te vergroten. 
 

Artikel
Europese arbeidsmigranten

Een gezelschap van experts in dit onderwerp is deze ochtend bijeengekomen in een zaal op de twaalfde verdieping van de torenflat in Utrecht waar KIS (Movisie) gehuisvest is. Het zijn medewerkers van maatschappelijke organisaties, zelforganisaties van EU-migranten, beleidsadviseurs van gemeenten en Rijksoverheid, onderzoekers en vertegenwoordigers van de uitzendbranche.

De vloer is allereerst aan Anna Sobczyk, onderzoeker bij het Kenniscentrum Arbeidsmigranten. Ze presenteert de resultaten van de recentste peiling onder arbeidsmigranten. Naast haar onderzoekswerk is ze betrokken als vrijwilliger bij Polka, een stichting voor Poolse vrouwen. Daar is ze coördinator van de sectie Taal en Integratie.

Sobczyk is met haar collega Jan Cremers van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten en met KIS, de organisator van de expertmeeting. Voordat ze het woord neemt, duidt Cremers kort de missie van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten: drie jaar geleden opgericht met de intentie om zoveel mogelijk kennis over de positie van arbeidsmigranten – en hun betekenis voor de Nederlandse economie en samenleving – te verzamelen en te verspreiden. Daarbij werkt het kenniscentrum samen met organisaties die op deze thema’s actief zijn en expertise hebben verzameld. Zoals in dit geval KIS. 
Het kenniscentrum houdt regelmatig een spreekwoordelijke thermometer in de gemeenschap van arbeidsmigranten, deze nieuwste peiling is alweer de zesde in successie. 

Belangrijkste resultaten peiling

De respondenten

De enquête is door ruim vijftienhonderd arbeidsmigranten ingevuld. Kenmerk van de respondenten: afkomstig uit 102 landen: 62% uit de Europese Unie (het merendeel uit Midden- en Oost-Europa). Verblijfsduur: 33% verblijft minder dan 3 jaar in Nederland, 43% langer dan 5 jaar. 60% van de respondenten werkt in banen die zich veelal aan de onderkant van de arbeidsmarkt bevinden en ongeveer 40% werkt in hoogwaardige en goed betaalde banen. Arbeidsmigranten die in laag gekwalificeerde banen werken en uitzendkrachten zijn ietwat ondervertegenwoordigd in de steekproef als we de verdeling vergelijken met de CBS-cijfers. Door de omvang van de steekproef brengt deze niettemin toch de verschillen tussen de groepen in beeld.

Contact Nederlandse taal

Gaat het om werk of is er sprake van een medische context (gesprek arts bijvoorbeeld), dan wordt de voorkeur gegeven aan het Engels. Nederlands spreken is vooral voorbehouden aan de woon- en schoolomgeving, vrijwilligerswerk en de sportvereniging. En de respondenten prefereren hun moedertaal in gesprekken met familie en vrienden. Laaggekwalificeerden hebben minder contact met het Nederlands. Arbeidsmigranten die in tijdelijke huisvesting verblijven, zijn de meest geïsoleerde groep.

Taalvaardigheid

18% zegt goed tot erg goed Nederlands te spreken. 55% geen of weinig. In die laatste groep zijn mensen in tijdelijke huisvesting, uitzendkrachten en mensen die minder dan 3 jaar in Nederland verblijven of nooit contact met Nederlandse buren of Nederlandse vrienden hebben, oververtegenwoordigd.
Factoren die een rol spelen bij het niveau waarop mensen de Nederlandse taal beheersen: verblijfsduur, frequentie van contacten, woonomstandigheden, cursus Nederlands.

Motivatie om Nederlands te leren

De motieven variëren in de groep theoretisch opgeleiden en in de groep praktisch opgeleiden. De motieven zijn afhankelijk van de arbeidsmarktpositie van migranten in Nederland. Kennismigranten, die een relatief stabiele werksituatie kennen, hechten meer waarde aan taal als een middel tot integratie. Migranten in laaggekwalificeerd werk (en vooral uitzendkrachten) zijn gemotiveerd om Nederlands te leren om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren (zie illustratie onder dit kader).

Hoe leren arbeidsmigranten Nederlands?

83% heeft iets gedaan om Nederlands te leren. Negatieve uitschieters zijn: arbeidsmigranten werkzaam in laaggekwalificeerde banen uit MOE-landen*, uitzendkrachten en degenen in tijdelijke huisvesting. De meest populaire manieren om de taal te leren: cursussen (63%) , mobiele apps (60%) dagelijkse interacties (40%).
*Lidstaten van de Europese Unie die voorheen tot het Oostblok behoorden. Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.

Wat zijn belemmeringen?

  • Migranten in hooggekwalificeerd werk: gebrek aan tijd (54%), makkelijke communicatie in het Engels (48%).
  • Migranten in laaggekwalificeerd werk (en vooral uitzendkrachten, arbeidsmigranten in tijdelijke huisvesting): dure taalcursussen (49%), gebrek aan tijd (44%), moeilijkheden om passende cursus te vinden (30%).
    De meeste migranten zijn niet op de hoogte van het taalaanbod van verschillende organisaties in hun omgeving. 
    Werkgevers bieden zelden taalcursussen aan: werknemers met een directe aanstelling bij hun werkgever (30%), uitzendkrachten (18%).

Bekijk het hele onderzoeksrapport
 

Overzicht Wat motiveert arbeidsmigranten om Nederlands te leren?

Negatieve gevolgen onvoldoende taalbeheersing

Aan het einde van haar presentatie (voor de resultaten: zie kader ‘Belangrijkste resultaten peiling’), zet Sobczyk op een rij wat de negatieve gevolgen kunnen zijn voor arbeidsmigranten wanneer ze de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het uitstellen van het zoeken van medische hulp. ‘Mensen zijn bang dat ze niet begrepen zouden kunnen worden.’ Dat komt vooral bij laaggekwalificeerden onder de respondenten voor. Ook kunnen discriminatie, financiële problemen en psychische problemen het gevolg zijn van onvoldoende taalbeheersing, stelt de onderzoeker van Kenniscentrum Arbeidsmigranten. Vaak een keten van oorzaak en gevolgen, zegt ze. ‘Zonder taal kunnen mensen geen sociale relaties opbouwen in hun omgeving. En dat maakt het ook moeilijk om te integreren in de samenleving. En al deze problemen hebben ook invloed op de psychische gezondheid.’

Bora Avrić, projectleider bij KIS, neemt het stokje over van Anna Sobczyk. Hij vertelt over de bevindingen van KIS in onderzoeken van de afgelopen acht jaar over het wel en wee van arbeidsmigranten in Nederland. Het beeld dat daaruit naar voren komt, komt sterk overeen met het beeld dat rijst uit de peiling van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten, benadrukt hij. Avrić schetst allereerst hoe de situatie is van arbeidsmigranten die net in Nederland zijn en welke keuzes ze dan maken. ‘Het algemene beeld is, het is een struggle for life. De eerste prioriteit van mensen is om de basis op orde te krijgen. Dagen zijn eenzijdig: het is werken, slapen, werken, slapen…’ Uitbuiting ligt op de loer, stelt Avrić: ‘Slechte huisvesting, onderbetaald worden door je werkgever.’ 

En wanneer huisvesting buiten de bebouwde kom is, zijn er weinig contacten met Nederlandse inwoners en met hulpverleners. Bovendien kunnen deze slechte omstandigheden jarenlang aanhouden, vervolgt de KIS-projectleider. ‘Mensen hebben geen energie om ook buiten het werk dat ze doen, andere zaken te regelen, waaronder het leren van de taal.’

Deze bevindingen roepen een reactie op van een van de deelnemers, Anna Plitchenko van IDHEM (Wijkz). ‘Ik heb jonge collega’s van Marokkaanse en Turkse afkomst. Wat ik van hen hoor is dit: 'Deze verhalen doen me denken aan de verhalen van mijn opa en oma. Zij kwamen in de jaren zeventig naar hier en leerden ook geen Nederlands. Ik vraag me steeds af: kunnen we nu leren van hun ervaringen?’

 Mensen hebben geen energie om ook buiten het werk dat ze doen, andere zaken te regelen, waaronder het leren van de taal

Volgens Avrić, zelf kind van arbeidsmigranten die naar Nederland kwamen in die jaren, is de terugkeermythe een obstakel. ‘Ik herken dat. Ik was 20 jaar  toen ik voor het eerst voor mezelf de knop om had gezet: ik ga niet meer terug naar Joegoslavië, ik blijf gewoon hier. Maar al die jaren ertussen, werd me door mijn ouders ieder jaar verteld: ‘Volgend jaar gaan we terug. Dus je hoeft niet veel te investeren hier want we gaan toch terug.’ En dat is wat je nu ook hoort bij de Roemenen, Polen, Bulgaren en ook Oekraïners die we hebben gesproken.’

Avrić vertelt vervolgens welk beeld rijst uit de gesprekken die KIS met sociaal professionals voerde die hulp verlenen aan arbeidsmigranten. De vraagverlegenheid is groot. Zelf oplossen is hét adagium voor alle problemen. Daarnaast is er angst en wantrouwen ten opzichte van de overheid. Ook verwarring door ‘cultureel bepaalde beelden en verwachtingen’ over de rol van ondersteuners/ professionals speelt de groep parten. Een lichtpunt vormen de outreachende hulpverleners en sleutelfiguren die het wel lukt om in contact te komen met de nieuwkomers. Avrić: ‘Die kunnen een game changer zijn.’

Ook KIS zette de belemmeringen op een rij die arbeidsmigranten ervaren om Nederlands te leren, vertelt Avrić. Die komen voor een groot deel overeen met wat het Kenniscentrum Arbeidsmigranten peilde (zie kader ‘Belangrijkste resultaten peiling’). 

Tenslotte gaat de projectleider van KIS in op de rol van de werkgevers en naar wat hun bijdrage kan zijn bij de verbetering van de taalbeheersing van arbeidsmigranten (zie opsomming kader ‘Tips..’). 

Bij dit thema moet Peter Loef, programmamanager arbeidsmigratie bij de Algemene Bond van Uitzendondernemingen iets van het hart. Hij wijst op de negatieve beeldvorming van de uitzendbranche in berichtgeving over onderzoekrapportages over de leef- en werkomstandigheden van arbeidsmigranten. Het weerspiegelt volgens hem niet de wijze waarop de gehele sector opereert. Loef: ‘Nuancering is ongelooflijk belangrijk, dit natuurlijk zonder de problemen uit het oog te verliezen of te bagatelliseren. Maar we moeten echter óók voorkomen dat we het belang van betrokkenheid van de bonafide bedrijven niet uit het oog verliezen. Het gevaar ontstaat namelijk, en dat zijn ook wel eens geluiden die inmiddels naar boven komen, dat de goedwillende bedrijven in de uitzendbranche zich minder of niet meer willen inzetten voor het collectief, omdat zij denken: ‘We kunnen het toch niet goed doen’. Laten we vooral ons best doen hoe we het met elkaar beter kunnen maken, bonafide werkgevers, gemeenten en sociaal professionals, is zijn appèl. ‘We hebben elkaar nodig.’ Ook het frame dat werkgevers niet bereid zijn om taallessen te bekostigen, klopt volgens Loef niet voor de bonafide bedrijven.  
 

Tips voor werkgevers om taalbeheersing werknemers te verbeteren

  • Investeer duurzaam in je mensen: dus stel ze ook in staat om de taal te leren
  • Goed werkgeverschap (‘bonding’ met werknemers)
  • Nederlandse les 1 uur per week tijdens werktijd betaald door de werkgever
  • Studie wordt bekostigd (attenderen op STAP-budget)
  • Taalles op de werkvloer in verlengde lunchpauze
  • Uitzendbureaus die pakket van 16 lessen inkopen en aanbieden aan werknemers 
     

Na de plenaire sessie, gaan de deelnemers uiteen in groepjes. Ze buigen zich daarbij over de vraag welke rol gemeenten, werkgevers én sociaal professionals kunnen spelen om de taalvaardigheid van EU-arbeidsmigranten te vergroten. Wat zijn tips, drempels en welke goede voorbeelden zijn er? De uitkomsten worden plenair gedeeld (zie kader ‘Tips, drempels en goede voorbeelden’).

Tips, drempels en goede voorbeelden

Highlights

Gemeenten:

  • Ontwikkel een meerjarige, samenhangende visie op het vraagstuk.
  • Draag zorg voor een gezamenlijke ketenaanpak. Zet meerdere partijen bij elkaar en zorg dat die het taalaanbod met elkaar afstemmen – gemeente, onderwijs, welzijn en zorg.
  • Faciliteer de organisaties en netwerken die erin slagen de doelgroepen te bereiken met subsidie.
  • Ga als ambtenaar outreachend te werk, leg en hou contact in de wijken en in de buurten.
  • Neem sleutelpersonen in dienst bij de gemeente.

Werkgevers: 

  • Combineer de oplossing van vraagstukken. Vaak is het niet alleen maar een taalvraag, maar ook een sociale vraag en dat kan ook een ingang zijn om taal bespreekbaar te maken.  
  • Gebruik netwerken om mensen te bereiken. Dat kan via de werkgever. De werkgever kan ook netwerken activeren, bijvoorbeeld via sociale media. Stepping stones, mensen die actief op zoek gaan naar netwerken.  
  • Contact met de Nederlandse taal op de werkplek (tijdens de pauze Nederlands spreken of stimuleren, een Nederlands uurtje, een Nederlandse dag.) 
  • Het grote personeelstekort maakt dat werkgevers zich positief moeten onderscheiden: dat creëert de impuls voor investeren in taalonderwijs.

Sociaal professionals:

  • Wees sterk in het bouwen en onderhouden van een netwerk binnen de doelgroep. Daarmee weet je wat er leeft en wat de behoeften zijn.
  • Zorg dat je weet hebt van de taalvoorzieningen en het taalaanbod.
  • Maak gebruik van rolmodellen en sleutelpersonen in de gemeenschappen.
  • Organiseer het aanbod van taalmaatjes voor de arbeidsmigranten.
     

Meer informatie?Neem contact op met:

Bora Avrić

icon_chevron Stuur een e-mail
icon_chevron 030-7892141
Afbeelding