KIS Jaarbijeenkomst Wijkgerichte aanpak op maat: ‘Het moet radicaal anders’

Er zijn grote zorgen over de ruim één miljoen inwoners van kwetsbare wijken. De werkloosheid stijgt, de overlast neemt schrikbarend toe en het onderwijsniveau daalt. De burgemeesters van vijftien grote gemeenten luiden de noodklok en roepen de landelijke politiek op tot een gezamenlijk 'deltaplan' van 20 jaar. Maar hoe moet de nieuwe aanpak er uitzien? Hierover praten we tijdens de jaarbijeenkomst op 4 oktober, met professionals en ervaringsdeskundigen, onder wie onderzoekster en adviseur Bouchra Dibi van Bureau Krachtwijken.

Geschreven door: Hester Heite
Artikel
Diversiteitsbeleid

U woont zelf in een kwetsbare wijk.

‘Vanaf mijn twaalfde woon ik in de Utrechtse wijk Overvecht, waar veel problematiek is. Ik heb van alles meegemaakt, gezien en gehoord. Dat helpt bij het ontwikkelen van een visie op hoe het beter moet. Het is moeilijk beleid te maken voor krachtwijken als je niet van binnenuit weet hoe het er echt aan toegaat.’

Krachtwijken?

‘Zo noem ik ze liever, want er zijn achterstanden maar ook heel veel kracht en talent in die wijken. De kracht zit in de mensen die er wonen. Het komt er alleen niet uit door alle problemen, waardoor mensen alleen bezig zijn met overleven. Overgewicht, verslaving, depressies, armoede, schulden, criminaliteit. Al die problemen hebben met elkaar te maken, stapelen zich vaak op en houden elkaar in stand. Je kunt ze niet los van elkaar zien of aanpakken. Dat maakt het zo complex en moeilijk voor hulpverleners om er goed mee om te gaan. Zij houden zich allemaal bezig met hun eigen stukje, waardoor het niet bij elkaar komt.’

Hulpverleners kunnen toch samenwerken?

‘Dat blijkt niet makkelijk. Ook in de wijkaanpak is er te weinig samenwerking van politie, sociaal makelaars, jongerenwerkers, wijkteams en andere instanties in de wijk. Dat heeft te maken met allerlei schotten, inhoudelijk én financieel. Het komt ook door hoe de overheid ermee omgaat: de wijkagent wordt steeds meer wegbezuinigd, de toeslagaffaire, discriminatie bij de politie. Op al die vlakken moet iets veranderen. Het ontbreekt aan vertrouwen in instanties. Er is een heel grote drempel om hulp toe te laten. Er is angst dat de problematiek in gezinnen gebruikt gaat worden om kinderen uit huis te plaatsen of andere zware maatregelen te nemen. Terecht of onterecht, met dat wantrouwen moet je ook iets.’

Het klinkt allesomvattend.

‘Daarom pleit ik voor een radicale systeemverandering. Er is een radicaal andere wijkaanpak nodig, anders wordt de problematiek alleen maar groter. Wat je veel ziet is dat gemeenten vooral grote organisaties subsidiëren omdat dit administratief overzichtelijker is. Groter is niet altijd beter voor de bewoners: het bereiken van bewoners in deze wijken is vaak lastig. Kleinere organisaties die de wijk goed kennen lukt het vaak wel, met hun specifieke kennis en vaardigheden. Ze hebben ook een goed netwerk in de wijk en genieten vertrouwen van de bewoners.’

Er is een plan nodig voor twintig tot dertig jaar. Maar je moet wel nu beginnen, anders wordt de problematiek en tweedeling alleen maar groter

Waar te beginnen?

‘De financiële prikkels zijn pervers, het leidt tot concurrentie. De overheid moet wel subsidiëren natuurlijk, maar je zou het geld over meerdere organisaties moeten verdelen die dan gezamenlijk aan de slag moeten. Kijk wie wat het beste kan, het moet om de inhoud gaan. Alle organisaties zouden, het liefs op buurtniveau, gezamenlijk doelstellingen moeten formuleren, concreet maken en uitvoeren. Daarbij moet je ook preventie incalculeren, zodat problemen worden voorkomen.’

Is een effectieve aanpak haalbaar?

‘Het is complex. De vaardigheden, kennis en expertise van hulpverleners zijn niet altijd afdoende, waardoor ze op behoorlijke afstand staan. Zo moet je bijvoorbeeld wel weten wat autisme is om er goed mee om te kunnen gaan. En je moet cultuursensitief werken. Inwoners hebben vaak meer aan ervaringsdeskundigen dan aan professionals. Eigenlijk is dat het grootste probleem: het niet aansluiten bij de leefwereld van inwoners, daar komt ook hun wantrouwen uit voort. Alle schotten, drempels, concurrentie, wantrouwen, heb je niet in een paar jaar opgelost. Er is een plan nodig voor twintig tot dertig jaar. Maar je moet wel nu beginnen, anders wordt de problematiek en tweedeling alleen maar groter.’