Aandacht voor aanvullend leren

Kwetsbare kinderen hebben baat bij individuele begeleiding door vrijwilligers bij hun ontwikkeling. Zeker als dit plaatsvindt in goed overleg en nauwe samenwerking met de school en gemeente. Dat blijkt uit een KIS-onderzoek naar aanvullend leren. ‘Door de coronacrisis is nog duidelijker geworden dat kwetsbare kinderen achterblijven en extra ondersteuning nodig hebben, in het bijzonder kinderen met een migratieachtergrond.’

Geschreven door: Hester Heite
Artikel
Jeugd en opvoeding

‘Aanvullend leren is geen bijles’, benadrukt onderzoeker Liselotte van Loon-Dikkers. ‘Het gaat om de ondersteuning van kinderen door vrijwilligers, bij schoolse vakken én hun persoonlijke ontwikkeling. Dit is belangrijk voor kinderen die van huis uit die ondersteuning niet kunnen krijgen, in het bijzonder kinderen met een migratieachtergrond. Meer nog nu kinderen lange tijd niet naar school konden. Sinds de coronacrisis is er zoveel meer vraag naar aanvullend leren.’ Maar dan moeten de vrijwilligers en de kinderen elkaar wel weten te vinden. ‘Daarom is samenwerking tussen projecten, scholen en gemeenten van groot belang. Scholen weten wie de meest kwetsbare kinderen zijn. De gemeente kan scholen en projecten voor aanvullend leren met elkaar in contact brengen.’ 

 Naar publicatiepagina 

Erop of eronder

‘Wij zien vooral veel jongeren met een taalachterstand’, vertelt vrijwilliger Alex van der Linden. ‘Bij sommige kinderen wordt thuis helemaal geen Nederlands gesproken. Zij zijn hoofd vertaling en hoofd administratie. Kun je je voorstellen hoe de lockdown in hun geval doorwerkt: je leert minder, jouw taalachterstand wordt groter omdat er minder interactie is met anderen én je kunt niet meer ontsnappen aan de klussen van je ouders. En dan ben je twaalf jaar hè!’ 

Bij sommige kinderen wordt thuis helemaal geen Nederlands gesproken. Zij zijn hoofd vertaling en hoofd administratie. Kun je je voorstellen hoe de lockdown in hun geval doorwerkt

Van der Linden is coördinator bij het project School’s Cool, dat kinderen die starten op de middelbare school anderhalf jaar lang een mentor geeft. ‘Het is een hele overgang en vaak erop of eronder. Als het eerste jaar goed gaat, zijn ze gewend en komen ze er wel. Gaat het eerste jaar fout, dan verliezen ze zelfvertrouwen, krijgen verkeerde vrienden, belanden in spiraal naar beneden. Met begeleiding wordt de kans veel groter dat ze een succesvolle schoolcarrière hebben en zichzelf, hun gezin van afkomst en hun toekomstige eigen gezin in een betere positie in de maatschappij kunnen brengen.’
Zelf is Van der Linden ook mentor geweest. ‘Dan kom je anderhalf uur per week bij een kind thuis, gedurende anderhalf jaar. Je begeleidt en coacht het kind met school. Dat begint met helpen bij het maken van huiswerk en dingen uitleggen. Hoe houd je een agenda bij en leer je voor een toets, wanneer heb je een gesprek met je leraar? Na een paar maanden, als er meer relatie en vertrouwen is tussen het kind en de mentor, komt er vaak ook problematiek aan de orde, zoals faalangst of onzekerheid. Als mentor ben je er voor het kind, met onversneden aandacht. Het zijn kinderen die dat vaak nog niet eerder hebben meegemaakt, dat er iemand er echt voor hen is. Alleen al dat heeft een weldadig effect!’

Taal Doet Meer

School’s Cool is een van de deelprojecten van het programma ‘Taalversterkers tussen school en thuis’ van Taal Doet Meer. Deze vrijwilligersorganisatie in Utrecht ondersteunt jaarlijks doorgaans zo’n 220 leerlingen vanuit Taalversterkers; vorig jaar 150 leerlingen extra. Taal Doet Meer werkt al langer samen met het reguliere onderwijs en de gemeente. ‘Gelukkig’, vindt Van Loon-Dikkers, ‘want daardoor kon de samenwerking tijdens de crisis worden geïntensiveerd. Maar het kan nog beter. Taal Doet Meer wil graag weten hoe.’ 

Met begeleiding wordt de kans veel groter dat ze een succesvolle schoolcarrière hebben en zichzelf, hun gezin van afkomst en hun toekomstige eigen gezin in een betere positie in de maatschappij kunnen brengen.

Het verzoek van Taal Doet Meer vormde de aanleiding voor het KIS-onderzoek, waarbij buiten Utrecht programma’s als Taalversterkers minder veelvoorkomend bleken. ‘’Kansen bieden is meer dan onderwijs’ van stichting Lina in Dordrecht lijkt voor een deel op Taal Doet Meer, maar verkeert nog in de opstartfase. Zij bereiken kwetsbare leerlingen die niet conform potentie scoren, en betrekken de ouders intensief bij de begeleiding. Experts kennen naast Taal Doet Meer geen andere organisaties die op deze manier en schaal bezig zijn met aanvullend leren om de taalachterstand te verkleinen. Terwijl het ontzettend belangrijk is.’

Terugval in woordenschat

‘Bij gezinnen waarin weinig Nederlands wordt gesproken, kan aanvullend leren zeker een rol vervullen om de taalontwikkeling van kinderen op gang te houden’, meent Fawzia Nasrullah. Zij is bestuurslid bij PCOU Willibrord, een grote scholengroep met meer dan 20.000 leerlingen verdeeld over 41 scholen in Utrecht en omgeving. Daarnaast maakt ze deel uit van de regiegroep Kansengelijkheid van de Utrechtse onderwijsagenda. ‘Kansengelijkheid is een van onze prioriteiten, helemaal sinds de coronacrisis. Vanuit het onderwijs wordt ingezet op het houden van contact met kwetsbare kinderen en gezinnen, om te zorgen dat het onderwijs ook voor hen in stand blijft. Taal is de eerste vaardigheid die je overeind wilt houden.

We zien nu als gevolg van de lockdown echt een terugval in woordenschat bij jonge kinderen met een taalachterstand

We zien nu als gevolg van de lockdown echt een terugval in woordenschat bij jonge kinderen met een taalachterstand.’
De ervaring van de scholengroep met aanvullend leren is wisselend, vertelt Nasrullah. ‘Het is belangrijk dat het er is, maar we merken dat er niet altijd voldoende aansluiting is met wat er in school gebeurd.’ Taal Doet Meer wil geen verlengstuk van de school zijn, maar erkent het belang van goede samenwerking. ‘Dan komt er meer continuïteit’, aldus Alex van der Linden, ‘en kan de school onze aandachtspunten meenemen in de verdere schoolcarrière van het kind.’

Vrijwilligers

In het onderzoeksrapport Het verankeren van initiatieven voor aanvullend leren: afstemming met regulier onderwijs en gemeenten adviseren Liselotte van Loon-Dikkers en Anneke Brock scholen, evenals gemeenten, om te investeren in het contact met de vrijwilligers die hun leerlingen begeleiden. ‘Daarvoor meer tijd en ruimte maken is moeilijk, omdat er al zo’n druk ligt op scholen’, reageert schoolbestuurder Nasrullah. Maar ze onderschrijft het belang ervan: ‘Het lerarentekort vraagt om op een ander manier naar het onderwijs en de kracht van de maatschappij te kijken, ondernemend en innovatief, daar is aanvullend leren onderdeel van.’

Het is te zot voor woorden dat we een lerarentekort hebben. Als je ziet wat er allemaal mogelijk is in het geval van een dijkdoorbraak of corona... Ga eens aan de slag met het onderwijs

De mentoren van Taalversterkers zijn vaak gepensioneerde docenten of studenten pedagogiek. ‘Hun motivatie is groot’, volgens coördinator Alex van der Linden. ‘Maar we moeten wel alles zelf uitvogelen. Zelf zou ik als vrijwilliger wel een wat stevigere organisatie achter me willen hebben, die bijvoorbeeld kan helpen met didactische vaardigheden.’ Onderzoekster Van Loon-Dikkers beveelt professionele begeleiding van vrijwilligers aan. Ook adviseert ze vrijwilligersorganisaties, scholen en gemeenten om meer gebruik te maken van elkaars expertise en duidelijkere afspraken te maken over wat ze van elkaar kunnen verwachten. ‘Zorg voor vaste contactpersonen. Korte lijntjes helpen.’

Investeren

‘Sowieso moet je meer investeren in het onderwijs’, vinden alle betrokken partijen. Van der Linden: ‘Het is te zot voor woorden dat we een lerarentekort hebben. Als je ziet wat er allemaal mogelijk is in het geval van een dijkdoorbraak of corona... Ga eens aan de slag met het onderwijs, denk ik dan. Als scholen beter in staat zouden zijn kinderen individueel te begeleiden, bijvoorbeeld in kleinere klassen, dan zouden wij een veel minder groot gat hoeven vullen.’ Maar individuele begeleiding van kinderen zal altijd nodig blijven, is de verwachting. Sinds de coronacrisis wordt aanvullend leren meer op waarde geschat, concludeert Van Loon-Dikkers. ‘Dat is iets om vast te houden. Want als scholen en gemeenten de meerwaarde zien en erkennen, willen ze er wel in investeren.’

 Naar publicatiepagina 

 

Meer informatie?Neem contact op met:

Liselotte van Loon-Dikkers

icon_chevron Stuur een e-mail
icon_chevron 06 38039748
Afbeelding