Gemeenten eindelijk aan het stuur bij de inburgering

Op 1 januari 2022 is de nieuwe Wet inburgering ingegaan. Deze wet geeft gemeenten de regie om nieuwkomers zo snel mogelijk mee te laten doen, het liefst via betaald werk. Gemeenten zijn voortvarend aan de slag gegaan met hun (nieuwe) taken. Zij willen inburgeraars – statushouders én gezinsmigranten – goed en snel te ondersteunen bij hun inburgering. Toch is er voor gemeenten en hun samenwerkingspartners nog veel werk aan de winkel om de ambities van het nieuwe inburgeringsstelsel waar te kunnen maken. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitor Gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten van KIS in samenwerking met Divosa.

Artikel
Integratie- en inburgeringsbeleid

Belangrijke pijlers van de Wet inburgering 2021: inburgeraars kunnen snel starten met inburgeren, zij kunnen een inburgeringstraject op maat volgen, en het leren van de taal gaat hand in hand met participatie. Bijvoorbeeld via een stage, opleiding of werkervaringsplaats. Wij zien op basis van de monitor een aantal uitdagingen om deze doelen te behalen. Onderzoeker Marjan de Gruijter licht ze in dit artikel toe en doet aanbevelingen.

Snel starten met inburgeren

Het doel van de Wi2021 is dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk meedoen in Nederland. Idealiter doen ze dat vanaf het moment dat een verblijfsvergunning is verleend in de gemeente. Veel statushouders verblijven echter lang in het azc, omdat er voor hen nog geen woning beschikbaar is. Daarom werken gemeenten en het COA steeds vaker samen om al in het azc te starten met de begeleiding in het kader van de inburgering. Gemeenten verwachten dat zij 45% van de statushouders onder de Wi2021 al kunnen gaan begeleiden vanuit het azc.

Een probleem is dat de voorwaarden om snel te kunnen starten vaak ontbreken. De azc’s waar de gekoppelde statushouders wonen, zijn vaak op (grote) afstand van de gemeenten. Ook zijn aan de gemeente gekoppelde statushouders vaak afkomstig uit veel verschillende azc’s in het land. Het is bovendien een risico om alvast in het azc de brede intake af te nemen en het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) vast te stellen als de woning daarna nog lang op zich laat wachten en inburgeraars nog niet kunnen starten met taallessen in de gemeente. ‘Out of the box’- oplossingen – zoals het organiseren van activeringsactiviteiten in de buurt van de opvanglocatie - zijn nodig zolang de wachttijden voor vestiging in de gemeente hoog zijn.

Betrekken van werkgevers blijft een uitdaging

Een belangrijke pijler van de Wi2021 is dualiteit: statushouders doen gelijktijdig aan het leren van de taal al werkervaring op, zodat ze sneller naar betaald werk kunnen uitstromen. De resultaten van de monitor laten zien dat bijna alle gemeenten bezig zijn met het organiseren van participatie-activiteiten in de inburgering. Gemeenten verwachten echter dat het om diverse redenen niet lukt om voor alle statushouders (voor wie dat geschikt is) een participatieplek te organiseren. Een van de redenen is dat werkgevers niet altijd bereid zijn om participatieplekken voor inburgeraars te bieden, zeker als zij nog aan het begin van hun taaltraject staan.

Wij bevelen gemeenten aan dat zij met werkgevers verkennen wat ze nodig hebben om participatieplekken voor inburgeraars aan te bieden: zo kunnen jobcoaching en individuele taalcoaching op de werkvloer drempels voor werkgevers wegnemen

Gemeenten hebben nu relatief veel afspraken gemaakt met vrijwilligersorganisaties en de sociale werkvoorziening. Dit kan een goede start zijn, maar de stap naar werk is in zo’n geval nog ver weg. Een passende participatieplek bij een werkgever, op een echte werkvloer, vergroot de kans dat de stap naar betaald werk sneller kan worden gemaakt. Er is een intensivering van de samenwerking met werkgevers nodig om meer plaatsen te realiseren. Wij bevelen gemeenten aan dat zij met werkgevers verkennen wat die nog meer nodig hebben om participatieplekken voor inburgeraars aan te bieden. Zo kunnen jobcoaching en individuele taalcoaching op de werkvloer mogelijk drempels voor werkgevers wegnemen. En ook niet onbelangrijk: gemeenten zijn zelf ook werkgever en kunnen door het aanbieden van werkervaringsplaatsen zelf het goede voorbeeld geven.

Nog niet alle inburgeraars hebben toegang tot geschikte onderwijsroute

In het nieuwe inburgeringsstelsel volgen inburgeraars een route op maat. De Onderwijsroute is gericht op het behalen van een erkend diploma binnen het Nederlands onderwijs voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt. De monitor van vorig jaar toonde aan dat de ontwikkeling van de Onderwijsroute in gemeenten stagneerde. Dit kwam onder andere omdat het binnen de gestelde financiële kaders niet lukte om onderwijsinstellingen te contracteren voor het aanbieden van taalschakeltrajecten op alle niveaus.

Na een onderzoek naar de kostenopbouw van de Onderwijsroute in de zomer van 2021 is extra budget vrijgemaakt om er op regionaal niveau voor te zorgen dat het aanbod voor de Onderwijsroute tot stand kan komen. Gemeenten vinden de onduidelijkheid over de structurele financiering en organisatie van de Onderwijsroute een knelpunt: dit belemmert het afsluiten van meerjarencontracten met onderwijsinstellingen.

We zien dat gemeenten hun regierol pakken en blij zijn dat zij meer dan eerst kunnen doen om nieuwkomers te ondersteunen bij hun inburgering

Een flink deel van de gemeenten constateerde ten tijde van de invulperiode van de monitor (eerste kwartaal 2022) dan ook dat er in hun gemeente of regio nog geen onderwijsinstelling was gevonden die taalschakeltrajecten in het kader van de Onderwijsroute wilde aanbieden. Er is een tekort aan leerkrachten en gemeenten schatten – net als in 2021 – dat slechts een klein deel van de inburgeraars in aanmerking zal komen voor de Onderwijsroute. Dit betekent dat het daadwerkelijk realiseren van (een tijdige start) van trajecten op diverse niveaus lastig is, omdat de benodigde groepsgrootte niet wordt gerealiseerd. Naar verwachting kan een deel van de inburgeraars voor wie de Onderwijsroute het meest passend is, (nog) niet via deze route inburgeren.

Het is nog te vroeg om conclusies te trekken over de werking van deze route. Wel is het belangrijk om te monitoren of het alle statushouders die hiervoor in aanmerking komen lukt om via de Onderwijsroute in te burgeren. En zo niet om na te gaan waar dit aan ligt, zodat gerichte oplossingen kunnen worden gezocht. We willen er in ieder geval voor waarschuwen dat een gebrek aan aanbod (van taalschakeltrajecten) of de onzekerheid van gemeenten over de financiering van de Onderwijsroute de ‘vraag’ beïnvloedt. Met andere woorden: dat de Onderwijsroute minder vaak als geschikte route wordt vastgesteld, omdat deze (nog) niet (voldoende) beschikbaar is of als te risicovol wordt gezien.

Gezinsmigranten nog niet bij alle gemeenten goed in beeld

Niet alleen statushouders, maar ook gezinsmigranten zijn inburgeringsplichtig. De afgelopen jaren hebben gemeenten veel ervaring opgedaan met het begeleiden van statushouders. Gezinsmigranten zijn de afgelopen jaren niet begeleid door de gemeente, omdat zij geen bijstand ontvangen. Onder de Wi2021 hebben gemeenten wél een rol bij de inburgering van gezinsmigranten. Deze is beperkter dan bij statushouders. De redenering hierachter is dat de startpositie voor de inburgering van gezinsmigranten gunstiger is dan die van statushouders. Gezinsmigranten krijgen wel begeleiding bij de inburgering, onder andere door middel van voortgangsgesprekken. Ook wordt aan gezinsmigranten de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT) aangeboden. In tegenstelling tot statushouders, betalen gezinsmigranten zelf het taalonderwijs.

Gemeenten gaan nu ervaring opdoen met deze voor hun nieuwe doelgroep. Dit zal zicht geven op de vraag of het inburgeringsaanbod in de gemeente voor deze groep passend en voldoende is, en waar eventuele lacunes zitten. We weten al dat gezinsmigranten veel vragen hebben over werken in Nederland. Zorg er dus voor dat gezinsmigranten die willen werken, weten waar ze terechtkunnen voor ondersteuning.

We zien in de monitor dat zes op de tien gemeenten van plan zijn om boven op hun wettelijke taken gezinsmigranten te ondersteunen bij het inburgeren, bijvoorbeeld door het bieden van hulp bij de keuze van een taalcursus en het actief wijzen op aanbod in de gemeente voor arbeidstoeleiding, informele taallessen of vrijwilligerswerk. Tegelijkertijd geven gemeenten aan dat zij – omdat ze eerder geen rol hadden in de inburgering van gezinsmigranten – nog niet goed weten hoe deze ‘doelgroep’ eruit ziet en wat hun eventuele vragen en behoeften zijn.

Blijvende aandacht voor eerdere inburgeraars

De meerderheid van de inburgeringsplichtigen zal de komende jaren nog onder de Wet inburgering 2013 vallen. Zij hebben daarom nog te maken met geconstateerde onvolkomenheden in deze wet, zoals een te groot beroep op hun zelfredzaamheid, en het ontbreken van samenhang tussen het leren van de taal enerzijds en op participatie gerichte activiteiten anderzijds. Gemeenten zien ook kansen om deze groep statushouders te laten profiteren van het inburgeringsaanbod.  Het gaat dan bijvoorbeeld om (extra) begeleiding op maat door een dedicated klantmanager, maar ook om trajecten met een taalcomponent, de inzet van gespecialiseerde jobhunters en sollicitatiecursussen. Het is belangrijk om er als gemeente de komende jaren samen met ketenpartners voor te zorgen dat er de komende jaren voldoende passend inburgeringsonderwijs beschikbaar blijft voor inburgeraars onder de Wi2013. Gemeenten kunnen deze inburgeraars faciliteren om gebruik te maken van dit aanbod, bijvoorbeeld door de reiskosten te vergoeden en kinderopvang mogelijk te maken.

Meer informatie?Neem contact op met:

Marjan de Gruijter

icon_chevron Stuur een e-mail
Afbeelding