Nieuw onderzoek: hoe willen studenten stagediscriminatie melden?
Mbo-studenten krijgen structureel te maken met stagediscriminatie, maar melden dit niet of nauwelijks. Althans, niet bij een officieel meldpunt. In het kader van het Stagepact MBO 2023 – 2027 onderzocht het Verwey-Jonker Instituut of studenten de mogelijkheden voor het melden van discriminatie kennen, en hoe zij zelf discriminatie zouden willen melden. Het blijkt vooral belangrijk dat studenten verschillende mogelijkheden en kanalen hebben om een melding te doen, en dat zij gehoord en geloofd worden als zij een melding doen.
Binnen het onderzoek zijn in totaal 41 studenten gesproken. De studenten zijn onder andere gevraagd naar hun kennis over de huidige meldstructuur; de mogelijkheden tot melden zijn momenteel immers erg versnipperd. Het merendeel van de studenten weet dát ze stagediscriminatie kunnen melden en zij benoemen een aantal mogelijkheden. Toch geven veel van de studenten die discriminatie hebben meegemaakt aan dat ze dit niet extern hebben gemaild, maar alleen intern en informeel bij een onderwijsprofessional. De meeste van hen zijn niet tevreden over hoe de onderwijsprofessional op hun melding heeft gereageerd en deze heeft opgevolgd.
'Studenten geven aan dat onderwijsprofessionals proberen hun ervaring te ontkennen of bagatelliseren, dat een bepaalde situatie of opmerking niet zo bedoeld is', zegt betrokken senior onderzoeker Suzan de Winter-Koçak, 'Of ze stellen zich pragmatisch op en vragen studenten het gedrag te negeren en zich simpelweg te focussen op het voltooien van de stage. Voor de studenten is dit extra pijnlijk. Zij bevinden zich in een nare situatie op hun stage, en hadden gehoopt op begrip, steun en liever ook een oplossing van hun opleiding.'
Het probleem met stagediscriminatie is dat het bijna nooit te bewijzen is: het is vaak subtiel, niet openlijk.
Alle onderwijsinstellingen dienen volgens het Stagepact een laagdrempelig meldpunt op de onderwijsinstelling in te richten. Het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut is bedoeld om onderwijsinstellingen wat richtlijnen en aanknopingspunten geven voor het in te richten meldpunt. Hierbij is er alleen gekeken naar het perspectief van studenten zelf en hoe zij, in het meest ideale geval, zouden willen melden. De onderzoekers hebben desondanks wel een vertaalverslag gemaakt naar de dagelijkse praktijk in vorm van aanbevelingen (zie kader). De hoop is dat als het meldpunt zo veel mogelijk ingericht is op de wensen en behoeften van studenten, studenten zich ook prettiger voelen om daadwerkelijk melding te doen.
Alleen als het écht discriminatie is
Uit het onderzoek blijkt dat studenten alleen melding willen doen wanneer zij zeker weten dat er sprake is van discriminatie. 'Het probleem met discriminatie is alleen dat het bijna nooit te bewijzen is', aldus Suzan de Winter-Koçak. 'Het is veel vaker subtiel, dan heel openlijk. Het feit dat studenten aangeven dat zij pas willen melden als zij zeker weten dat er sprake is van discriminatie en/of de situatie op hun stage onwerkbaar is geworden, geeft voor mij een indicatie dat zij tot een tot een heel hoog niveau bereid zijn om stagediscriminatie te accepteren. Daar maak mij zorgen over.'
Aanbevelingen uit het rapport
Op basis van het perspectief van de studenten zelf doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen voor onderwijsinstellingen:
- Zorg dat studenten bekend zijn met stagediscriminatie en de mogelijkheden om dit te melden.
- Leg een procedure of protocol vast waarin o.a. staat beschreven hoe álle klachtbehandelaars meldingen registreren, welke opvolging hieraan gegeven wordt, hoe studenten hierover geïnformeerd worden en welke vormen van ondersteuning en nazorg er (intern en extern) geboden worden aan de student.
- Binnen deze procedure of protocol moeten er in ieder geval verschillende mogelijkheden zijn om zowel intern (op school) als extern te melden en om zowel anoniem als persoonlijk te melden.
- Train klachtbehandelaars in hoe ze op meldingen moeten reageren: hierin moeten zij aansluiten op de behoeften van gedupeerden.
Gevraagd maar de voor hen meest ideale manier om stagediscriminatie te melden, geven de meeste studenten geven aan dat zij stagediscriminatie willen melden bij een onderwijsprofessional. Het liefst zouden ze binnen de onderwijsinstelling meerdere opties willen hebben om te kunnen melden. De mogelijkheid van extern melden blijft wel belangrijk; een deel van de studenten geeft aan deze mogelijkheid wel te willen hebben. Het belangrijkste voor de studenten is dat de persoon bij wie ze zouden willen melden, iemand is die:
- ze kennen en vertrouwen en bij wie zij zich kwetsbaar durven op te stellen;
- uitgebreide kennis heeft over stagediscriminatie en;
- ervaringsdeskundige is met betrekking tot discriminatie en in wie zij zichzelf kunnen herkennen.
Verschillende mogelijkheden
Als het gaat over hoé studenten stagediscriminatie willen melden, blijkt het vooral belangrijk dat er verschillende mogelijkheden en kanalen zijn. Sommige studenten geven de voorkeur aan een ‘gewoon’ gesprek, met een persoon met een naam en gezicht, terwijl anderen het veel prettiger vinden om via bijvoorbeeld WhatsApp anoniem te melden. Studenten zelf geven ook aan dat hun voorkeur niet altijd vastligt, dat het afhankelijk is van de situatie en hoe zij zich erbij voelen.
JOBmbo was als vertegenwoordiger van de belangen van mbo studenten betrokken bij dit onderzoek. Zij zijn blij om te zien dat de meeste studenten weten waar ze stagediscriminatie moeten melden, zo geeft Maria van Middelkoop (JOBmbo) aan: 'Tegelijkertijd vinden we het jammer dat zo weinig studenten dit daadwerkelijk doen. Daarbij vinden we het niet kunnen dat de meldingen die scholen binnenkrijgen niet serieus genomen worden door de ontvangers en dat er zelfs gevraagd wordt om dit te negeren. We hopen met de informatie uit dit onderzoek en de afspraken die zijn gemaakt in het stagepact de discriminatiemeldpunten op scholen beter vorm te kunnen geven en studenten te stimuleren om stagediscriminatie te melden.'
Het hangt af van de situatie wat studenten willen dat er met hun melding gebeurt. Studenten geven bijvoorbeeld aan dat ze in sommige gevallen niet willen dat er met het leerbedrijf wordt gesproken, omdat de melding dan gelijk terug te leiden zou zijn naar de stagiair zelf (bijvoorbeeld als het bedrijf heel klein is en weinig stagiairs heeft), en zij bang zijn voor persoonlijke consequenties. Indien hier geen sprake van is, willen studenten het liefst dat er concrete gevolgen zijn voor het leerbedrijf waar de discriminatie heeft plaatsgevonden. Het liefst zien studenten dat de erkenning van het bedrijf wordt ingetrokken of dat zij geen stagiairs meer mogen aannemen.
'Het allerbelangrijkste wat studenten willen is dat onderwijsprofessionals hen geloven en hun melding serieus nemen', aldus Suzan de Winter-Koçak. 'Zeker ook gezien de eerdere ervaringen die studenten opgedaan met melding maken van stagediscriminatie. Studenten begrijpen heel goed dat onderwijsinstellingen in een lastig parket zitten en ook niet altijd de bevoegdheid hebben om concrete consequenties te verbinden aan een melding, maar als de onderwijsprofessional empathisch reageert, de student begrijpt en het liefst ook wat emotionele steun kan bieden is dat voor studenten al heel wat waard.'