Verzet tegen vluchtelingen, toen en nu

Met de forse groei van het aantal vluchtelingen lijkt het verzet onder de bevolking toe te nemen. Ook in de jaren negentig ontving Nederland bijna 40 duizend vluchtelingen per jaar, zat de politiek met de handen in het haar en was een deel van de burgers boos. Wat is het verschil tussen toen en nu?

Artikel
Vluchtelingen

Kwamen de vluchtelingen en asielzoekers in de jaren negentig voornamelijk uit het voormalige Joegoslavië, Irak, Iran, Afghanistan en Somalië, in september van dit jaar werd het merendeel van de asielverzoeken ingediend door Syrische (4.063) en Eritrese asielzoekers (763). Burgers voelen zich vaak overvallen, misschien niet eens zo door het aantal mensen dat in ons land asiel zoekt of waar ze vandaan komen, als wel door de manier waarop het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) hen opvangcentra opdringt.

Angst door gebrek aan moreel leiderschap

Omdat de politiek geen richting biedt, zou ze onduidelijkheid en angst creëren

Het verzet tegen de komst van asielzoekerscentra wordt mede gevoed door wat cultuurhistoricus Thomas von der Dunk ‘de veranderde aard van de hedendaagse politicus’ noemt. De politicus van nu zou een technocratische manager zijn geworden die ‘vrijwel alle politieke vraagstukken tot economische optel- en aftreksommen maakt’. Victor Molkenboer, de burgemeester van Woerden, de stad waar twintig heren met bivakmutsen een noodopvang in een sporthal belaagden, constateert als gevolg van dat manager-denken in de politiek een ‘gebrek aan moreel leiderschap’. Omdat de politiek geen richting biedt, zou ze onduidelijkheid en angst creëren.

De PVV is er als de kippen bij om gebruik te maken van de politieke lacune die het kabinet heeft laten ontstaan en dat legt haar bepaald geen windeieren. Haar potentiële aanhang groeit met de dag, althans volgens onderzoeker Maurice de Hond. En dat is niet zonder enig gevaar. Hoogleraar migratiegeschiedenis Leo Lucassen ziet een verband tussen de oproep tot verzet door de PVV en gewelddadige protesten, zoals in Oranje en Woerden. Lucassen: ‘Als een grote politieke partij oproept tot verzet, moet je er niet van opkijken als dat ook gebeurt. Je voedt de angst van mensen, en geeft hen het gevoel dat het hen over de schoenen loopt.’

 


 

 

Aantal vluchtelingen
In de jaren negentig ontving Nederland bijna 40 duizend vluchtelingen per jaar, vanaf 2002 zakte hun aantal tot rond de 10 duizend en voor dit jaar wordt gesproken over een stijging tot 50 duizend vluchtelingen. Of dat aantal werkelijk gehaald wordt, zal aan het eind van het jaar blijken. Vast staat in ieder geval wel dat er in de twaalf maanden tot en met juni 2015 ruim 21 duizend asielverzoekers arriveerden, van wie 7869 uit Syrië, 4113 uit Eritrea, 2167 statelozen, 627 uit Irak, 504 uit Afghanistan, 499 uit Mongolië, 455 uit Oekraïne, 447 uit Iran en 419 uit Kosovo. Vanaf juli neemt het aantal asielzoekers dat zich in Nederland meldt aanzienlijk toe. In augustus ontving de Immigratie en naturalisatiedienst 5343 eerste asielaanvragen, ruim twee keer meer dan in juli, 2.987. In september 2015 steeg dat aantal tot 6.442 (bron: Nieuwsbericht IND, 15 oktober 2015).

Dramatische beelden, mededogen en boosheid

Het grote verschil met de jaren negentig, aldus Lucassen, is dat Nederland toen ook veel vluchtelingen ontving, maar dat er destijds geen gewelddadige incidenten plaatsvonden. Op een bijeenkomst met de Amsterdamse stadsdeelvoorzitter Simon Willing bijvoorbeeld, beweerden woedende buurtbewoners in Osdorp weliswaar dat zeker vijf tot tien procent van de asielzoekers schorem zouden zijn, maar daar bleef het dan ook bij. Eduard Nazarski, de directeur van Amnesty International destijds in dienst van Vluchtelingenwerk, bezocht toentertijd meerdere inspraakavonden in gemeenten waar noodopvangvoorzieningen waren gepland. En hij zag ‘veel onrust’ en ‘veel boosheid'. Ook toen kantelde het beeld even door een dramatische foto: de beelden van uitgemergelde mannen achter prikkeldraad riepen net als de foto van de verdronken Syrische peuter Aylan Kurdi op een Turks strand en de vrachtwagen met tientallen lijken langs een Oostenrijkse snelwegen veel medeleven op. Maar toen, net als nu, beklijfde dat gevoel niet en namen angst, boosheid en frustratie al spoedig weer de overhand.

Volgens Harry van Dalen, hoogleraar economie in Tilburg en onderzoeker Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut is migratie sowieso geen bron van eenduidige boodschappen. Sterker nog, indien migratie wordt gecombineerd met politiek ongeduld is het een recept voor een opperste staat van verwarring. Naast de vrijblijvende solidariteit met vluchtelingen – iedereen moet en kan worden opgevangen – is het evident dat het opvangen van vluchtelingen gepaard gaat met de praktische problemen van vandaag én met de prangende problemen van morgen.
 

Lees ook de blog De komst van een azc: wat kunnen we leren van het verleden?
 

Aan integratie vluchtelingen valt nog veel te verbeteren

Voorbij de huidige commotie is er dus de vraag of én hoe vluchtelingen integreren in de Nederlandse samenleving. Dat er aan die integratie nog wel het nodige te verbeteren valt, blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) die betrekking hebben op vluchtelingen die tussen 2000 en 2010 asiel hebben aangevraagd, op 1 januari 2010 ingeschreven stonden in de gemeentelijke basisadministratie én op die datum beschikten over een verblijfsstatus of genaturaliseerd waren. Uit deze CBS-cijfers blijkt dat op 1 januari 2013 46 procent van de vluchtelingen een betaalde baan heeft en 39 procent een bijstandsuitkering. Ruim 78 procent heeft een huishoudinkomen dat beneden modaal ligt en 26 procent leeft beneden de armoedegrens. Vluchtelingen die betaald werk hebben, doen dat vaak in deeltijd en met een onzeker arbeidscontract.

De sociaaleconomische positie van vluchtelingen steekt aldus de Integratiebarometer 2014 van Vluchtelingenwerk ongunstig af bij die van de autochtone bevolking, van wie 74 procent een betaalde baan heeft en 2 procent een bijstandsuitkering. Binnen de groep vluchtelingen bestaan overigens grote verschillen. Slechts 28 procent van de Somaliërs en 36 procent van de Irakezen hebben een baan. Vluchtelingen uit Guinee, Sierra Leone, Angola, Burundi en China daarentegen hebben relatief vaak wel een baan. Leeftijd bij aankomst, verblijfsduur in Nederland, opleidingsniveau, de plaats waar de opleiding genoten is (land van herkomst of Nederland) en traumatische ervaringen uit het verleden verklaren voor een belangrijk deel de verschillen tussen de verschillende groepen.

Van asielzoekers uit voormalig Joegoslavië, van wie de meesten rond de beginjaren negentig in Nederland arriveerden, wordt vaak gezegd dat ze voorbeeldig zijn geïntegreerd. Daarvoor worden drie redenen aangevoerd: als blanke Europeanen zouden zij minder last hebben gehad van discriminatie, velen van hen kwamen als kind naar Nederland – waardoor ze de taal goed spreken – en ze hebben een Nederlandse opleiding genoten.

In zijn hoofdredactioneel op 13 oktober schrijft het NRC Handelsblad dat er een weerwoord moet komen op de anti-vluchtelingenretoriek, zoals die onder meer wordt gebezigd door politici als Halbe Zijlstra en Geert Wilders. De uitreiking door koning Willem-Alexander van de koninklijke prijs voor de schilderkunst aan de jonge Syrische kunstenaar Rabi Koria is zo’n weerwoord, aldus de krant. Als we nu ook nog in staat zijn om, zoals migratiewetenschappers Leo en Jan Lucassen al langer bepleiten, een debat op grond van feiten, argumenten en historisch besef weten te voeren, dan zijn niet alleen de vluchtelingen en asielzoekers maar ook wij zelf er bij gebaat.